21
doch dus minder grond kreeg toebedeeld, waardoor de vrijkomende
grond voor sanering kon worden gebruikt. Hiertegen heeft de heer
Engelbertink in de Tweede Kamer een amendement ingediend, dat
enigszins gewijzigd door de Minister is overgenomen. Op grond hier
van is nu in de derde zin van artikel n, lid i, bepaald, dat op ver
zoek van de eigenaar verrekening in geld plaats vindt op grondslag
van die waardeverandering, voorzover het belang van de ruilverkave
ling zich hiertegen niet verzet. Nu het zich echter laat aanzien, dat het
oude schattingssysteem, in verband met het feit, dat in de meeste
ruilverkavelingen vele cultuurtechnische werkzaamheden zullen worden
uitgevoerd, nagenoeg niet meer zal worden toegepast, maar veeleer
het nieuwe systeem, krachtens welk systeem de inbreng op de optimale
waarde wordt geschat en toedeling ook volgens de optimale waarde
zal plaats vinden, heeft deze derde zin haar waarde nagenoeg verloren
en is de saneringsmogelijkheid dus beperkt. Immers volgens dit systeem
krijgt de eigenaar dezelfde waarde toebedeeld als zijn inbreng, ver
minderd uiteraard met de aftrekken. Slechts indien de eigenaar de
waardestijging van de grond tengevolge van de verrichte werkzaam
heden niet in geld kan of wil betalen maar in grond, kan deze grond,
die vrijkomt doordat de eigenaar minder grond krijgt, voor sanerings
doeleinden worden gebruikt. Gezien echter de financiële faciliteiten
voor belanghebbenden, zie ik hier niet veel mogelijkheden voor sane
ring. Bij toepassing van het oude systeem kan de betrokken eigenaar
na ontginning, enz. echter wel minder grond toebedeeld krijgen, aan
gezien hij dezelfde waarde krijgt toebedeeld als zijn inbreng.
Een vierde mogelijkheid tot sanering biedt de Ruilverkavelingswet
1954 in artikel 12, lid I 4), namelijk als een eigenaar gronden heeft
ingebracht die gelegen zijn in een goedgekeurd bestemmingsplan en
ingevolge het bepaalde in artikel 13 aan een openbaar lichaam worden
toegewezen. Men kan hier echter op zijn hoogst slechts spreken van
een indirecte sanering, want deze is slechts aanwezig indien de be
trokken eigenaar-gebruiker geen grond terug verlangt, maar zich te
vreden stelt met een algehele vergoeding in geld, zodat de andere eige
naren dit voordeel hebben, dat zij voor de aan het openbaar lichaam
toebedeelde grond niet een gedeelte van hun eigen grond beschikbaar
hoeven te stellen. Zijn deze gronden verpacht, dan ontvangen ver
pachter en pachter de vergoedingen als hierboven bij de bespreking van
artikel 12, lid 3, vermeld.
Door de beperkende bepalingen in artikel 12, lid 2 5), is in dit lid
4) De eigenaar die onroerende goederen heeft ingebracht, welke gelegen zijn
in een goedgekeurd bestemmingsplan en ingevolge het bepaalde in artikel 13 aan
een openbaar lichaam worden toegewezen, ontvangt voor die goederen op zijn
verzoek, in afwijking van het bepaalde in art. 10, algehele vergoeding in geld.
5) De plaatselijke commissie is, na goedkeuring van de centrale commissie,
bevoegd te bepalen, dat een eigenaar, in afwijking van het bepaalde in art. 10,
algehele vergoeding in geld zal ontvangen, wanneer de waarde van de van hem
in het blok opgenomen onroerende goederen zo gering is, dat de toepassing van
art. 10 zou leiden tot de vorming van een niet behoorlijk te exploiteren kavel en
hij geen redelijk belang heeft bij het verkrijgen van een zodanige kavel.