24 Een vraag blijft over, doch een raadsel wordt opgelost tientallen jaren later weer zou moeten aanpakken, omdat sanering dan misschien wel mogelijk is. Ir. M. H. WARNERS, Hoofdlandmeter van het kadaster, Arnhem: Mr. Jonas heeft in dit tijdschrift (jaargang 1955, blz. 116 e.v.) nogmaals enige beschouwingen gegeven over het verloop van een proces, waarbij de betekenis van de lijst van rechthebbenden als be doeld in artikel 46 der Ruilverkavelingswet 1938 aan het oordeel van de Hoge Raad werd onderworpen. Als een van de kernpunten van het betoog wordt gesteld, dat in het ondeihavige geval eiser voor de Rechtbank zijn eigendomsrecht op de litigieuze strook mag gaan bewijzen. De schrijver stelt de vraag wat nu het gevolg zal zijn als hij zijn recht erkend ziet, vóórdat de akte van ruilverkaveling van het blok is overgeschreven. Als^ landmeter-deskundige voor de verkaveling „Maas en Waal West heb ik uiteraard het proces met veel belangstelling gevolgd en mij ook deze mogelijkheid voor ogen gesteld. Van Elk zou er m.i. zeker in slagen dit bewijs te leveren. Hij woont reeds zeer lang ter plaatse en had zich van bejaarde getuigen voorzien, die hem in zijn bewijsvoering wilden steunen. Broekman was kortgeleden ter plaatse komen wonen en zou met het tegenbewijs grote moeite hebben. Een rechterlijke uitspraak zou dus de gevolgen kunnen hebben, die de heer Jonas in zijn betoog op blz. 118 aangeeft. Hierbij wordt echter één ding over het hoofd gezien. Er wordt m.i. door het bewijs van verjaring slechts een uitspraak verkregen over het eigendomsrecht dat gedurende een bepaalde periode uitgeoefend zal kunnen worden, daar alle rechterlijke instanties het er over eens zijn, dat het recht in elk geval zal vervallen bij de over schrijving van de akte van ruilverkaveling. Zelfs wanneer dit in het vonnis niet uitdrukkelijk zou worden bepaald (een punt waar de advocaat voor Broekman zeker in zijn verweer de aandacht op zou vestigen) zou een wijziging in de kadastrale administratie slechts tij delijk genot voor eiser brengen. Dat eiser toch dit bewijs geleverd zou willen zien voor een kortstondig gebruik van de dam had echter een heel andere reden. Er was een vrij groot bedrag als schadever goeding geëist voor het feit, dat bomen waren gerooid en overlast was veroorzaakt. Tenslotte wordt aan het eind van schrijvers betoog de oplossing van een raadsel gevraagd, daar hem niet duidelijk is, waarom in dit geval en op dit tijdstip de landmeter grenspalen kwam stellen. Hiervoor is een toelichting op zijn plaats, die tevens opheldering geeft over het ontstaan van het proces. Het is voor mij begrijpelijk, dat partijen de afwijking tussen de kaart en het terrein niet hebben gezien. Van Elk was echter door de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 26