33 deze ontwikkeling slechts heeft plaats gevonden door en in nauwe aanraking mét de ervaring, met de problemen, die het leven in be paalde omstandigheden van klimaat, bodem enz. nu eenmaal stelde? Ik zal het niet wagen, op deze vraag een antwoord te geven, wil echter terloops verwijzen naar de opvattingen van Toynbee, die aan het begin van iedere cultuur de begrippen „challenge" en „response" stelt. „-Challenge" d.w.z. een uitdaging door de wereld, de omstandigheden, en „response", de reactie van de geest die deze uitdaging aanneemt. Wanneer men, geachte toehoorders, eens zou nagaan, welke asso ciaties bij U met het woord „meetkunde" verbonden zijn, dan twijfel ik er niet aan, of de naam Euclides zou menigmaal het antwoord zijn. Het zij mij thans dan ook vergund een ogenblik te verwijlen bij die periode in de Griekse cultuur, die een buitengewone opbloei van de wetenschap te zien gaf, nl. de Hellenistische Periode. De meetkunde was hier reeds zo ver voortgeschreden, dat Euclides in zijn „Elemen ten" het eerste klassieke leerboek kon samenstellenhij bewoog zich tevens op het gebied der optica. En hier vinden wij ook voor het eerst de landmeetkunde op weten schappelijke wijze beoefend. Het is nu niet zo, dat men zich hierbij bepaalde tot wat wij thans zouden noemen „de lagere geodesie", en slechts kleine, als vlak te beschouwen stukken van het aardoppervlak in kaart trachtte te brengen, neen, geheel in overeenstemming met de geest der Griekse cultuur trachtte men de problemen zo algemeen mogelijk te stellen. In de vierde eeuw v. C. was zeker al erkend, dat de aarde een bolvormige gedaante moest hebbenpogingen om de afmetingen van deze bol te bepalen konden natuurlijk niet uitblijven. De begrippen „equator", „polen", „lengte" en „breedte" worden ont wikkeld, en tenslotte projectiemethoden teneinde het boloppervlak in een plat vlak af te beelden. De ontwikkeling culmineert in Alexandrië, waar in de eerste eeuw n. C. Ptolemaeus zijn beroemde wereldkaart samenstelt, een hoogtepunt in de geschiedenis van de cartografie, dat tot voorbij het einde van de middeleeuwen niet werd overtroffen. Reeds Aristoteles had enig begrip van de grootte der aarde. Doch pas van Eratosthenes (3e eeuw v. C.) dateren berichten over een door hem uitgevoerde graadmeting. Door bijzondere omstandigheden, waar op niet nader ingegaan zal worden, kon hij bij zijn bepaling volstaan met een lengtemeting langs een meridiaan en een zenitsafstandbepaling. Het is natuurlijk niet te verwachten, dat met de toenmaals bestaande primitieve hulpmiddelen een goed resultaat bereikt zou wordendat de uitkomst toch lang niet slecht was (een fout van minder dan 14%) moet zijn oorzaak vinden in het feit, dat verschillende gemaakte fouten elkander opmerkelijk goed compenseerden. In het tijdsverloop tussen Eratosthenes en Ptolemaeus hebben de geografen zich met het onderwerp bezig gehoudenwe noemen hier alleen Posidonius. Het is echter niet geheel duidelijk, waarom ten slotte een waarde voor de aardomtrek werd geaccepteerd, die belang rijk lager das dan de door Erathosthenes bepaalde. Op Ptolemaeus'

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 35