38 logisch-deductieve weg tot de zgn. „normale foutenwet" van Gauss te komen. Anders gezegdde methode der kleinste kwadraten is een ont wikkeling voor waarnemingsvergelijkingen met meer onbekenden van de foutenwet die in geval van één onbekende leidt tot het aannemen van het aritmetisch gemiddelde als meest waarschijnlijke waarde. Een systeem was hiermee gevonden, dat aan alle verwarring en onzekerheid met één slag een eind maakte. Zoals Gauss zelf in een brief vermeldt, had hij met zijn methode zijn driehoeksnet vereffend „ohne alle Willkür, ohne Auswahlen oder Ausschliessen". En het was deze eigenschap, meer vermoedelijk dan een algemene erkenning van de deugdelijkheid van haar grondslagen, die de methode binnen korte tijd tot de universele vereffeningsmethode van waarnemingsfouten maakte. Men corrigeerde de waarnemingen, zeker, maar niet meer a.h.w. in het geniep of tersluiks, doch in het verheugde besef, de auto riteit van een universeel toegepast systeem achter zich te hebben. De 19e eeuw hield zich bezig met een nadere uitwerking van de methode, een uitwerking die wegens het feit, dat men vaak heel andere grootheden observeert dan die men wil weten, noodzakelijk was. Het centrale punt van de theorie was, zoals uit de hier geschetste historische ontwikkelingsgang ook wel begrijpelijk zal zijn, het begrip „fout". Indien de theorie universeel toepasbaar zou zijn, moest nood zakelijkerwijze ook iedere waarneming, door mensen verricht, behept worden geacht met dergelijke fouten. Zij werden, ter onderscheiding van andere, ook wel „toevallige fouten" genoemd. Het is echter onvermijdelijk, dat wie het begrip fout gebruikt, meteen daarbij het begrip waarheid stelt. Beide begrippen zijn eikaars tegendelen, doch juist daardoor onverbrekelijk aan elkaar verbonden. Evenals men niet over zonde kan spreken zonder hierbij automatisch het begrip deugd te stellen en omgekeerd, evenmin was het mogelijk een foutentheorie op te stellen zonder hierin op een of andere wijze het begrip „ware waarde" te betrekken. Deze ware waarden moesten natuurlijk hun ware fouten bezittende meest waarschijnlijke waarde, die men uit de methode der kleinste vierkanten berekende, had dan weer andere fouten, die „schijnbare" genoemd werden. Voorts moest nog een ander soort fouten onderscheiden worden. Het zal wel duidelijk zijn, dat indien men bv. een lengte meet met een meetband, die, om het oppervlakkig uit te drukken, te lang geworden is, men ook fouten maakt. Het zou nu ongetwijfeld niet juist zijn waarnemingen, bv. met twee verschillende meetbanden verricht, zo maar door elkaar te mengen. Deze erkentenis voerde tot het begrip „systematische fout". En daar deze laatste, evenals de grove fouten, ongetwijfeld niet aan de voorwaarden voldeed, die aan de methode der kleinste kwadraten ten grondslag liggen, was het zeer nodig zich van deze systematische fouten te ontdoen, voordat men met de ver effening begon. Tenslotte moet nog vermeld worden de door Gauss reeds inge voerde „middelbare fout", nl. de wortel uit een gemiddelde fouten-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 40