39 kwadraatsom, die al spoedig algemeen gebruikt werd als nauwkeurig- heidsmaat. Zoals U ziet, geachte toehoorders, een waar arsenaal van fouten. En het moet gezegd worden, dat wij met de wapens uit dit arsenaal de problemen die zich aan ons voordeden, op plezierige en voldoening gevende wijze te lijf konden gaan. Indien wij mogen stellen, dat de mens aan zijn onuitroeibare neiging te willen heersen over de hem omringende wereld, in het algemeen kan voldoen door het toepassen van geweld, dan wel list, dan zouden wij kunnen zeggen, dat de methode der kleinste kwadraten een geslaagde combinatie van beide is, immers zij doet de waarnemingen geweld aan, doch op zeer listige wijze. In de landmeetkunde vormden de mathematische ontwikkelingen, verbonden aan de toepassing van de foutentheorie op de onderscheiden praktische problemen, al spoedig een dusdanig belangrijk onderdeel van het geheel, dat wel gezegd mag worden, dat hiermede de tijd van de „werkdadige meetkunst" voor goed voorbij was. Van de bezwaren die van verschillende zijden tegen de grondslagen van de methode rezen, trok men zich in het algemeen weinig aan. Het is nu inderdaad ook wel zo, dat men bij de mens soms een wonder lijke neiging kan opmerken goede ideeën te willen rechtvaardigen door slechte theorieën. Het gevaar hiervan is natuurlijk dat indien de ondeugdelijkheid van de theorie geëxposeerd wordt, het goede idee in diskrediet raakt. Bij de foutentheorie deed dit laatste zich echter niet voor; men was er veel te blij mee. Poincaré vermeldt in dit verband de volgende uitlating van Lippmann„Tout le monde y croit cepen- dant" (aan de foutenwet van Gauss nl.) car les expérimentateurs s'imaginent que c'est un théorème de mathématiques, et les mathéma- ticiens que c'est un fait expérimental." Van de langzamerhand gerezen bezwaren tegen de grondslagen van de theorie wil ik hier, zonder naar volledigheid te streven, er enige noemen De veronderstelling dat positieve en negatieve fouten even waar schijnlijk zijn, berust oj het als even waarschijnlijk beschouwen van verschillende mogelijkheden, indien wij geen enkele reden hebben om aan te nemen, dat de ene bevoordeeld wordt boven de andere. Dat deze regel tot wonderlijke consequenties kan leiden, is duidelijk. Uit het blote feit, dat men van iets volstrekt niets weet, conclusies te trekken, daartegen is terecht bezwaar te maken. Het onvermijdelijke begrip „ware waarde" vormt een ander struikel blok. Indien zoals gesteld werd, iedere waarneming geacht moet worden behept te zijn met een zgn. „toevallige fout", dan is het zeker, dat wij deze ware waarden nimmer zullen kennen. En wat wij tenslotte vol gens de foutentheorie als vereffeningsresultaat vinden, is zeker niet deze ware waarde, doch slechts een meest waarschijnlijke op grond van bepaalde vooropgestelde oordelen omtrent het begrip waarschijn lijkheid. Deze „ware waarde" begint hier dus een onbehaaglijke gelijkenis te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 41