43
praktische redenen kan men dit model niet laten varen. Het is dus
zaak hier naar middelen te zoeken, waardoor deze zgn. loodafwijkingen
geen funeste invloed kunnen uitoefenen op de verwerking van de
meetresultaten.
Een derde mogelijkheid is, dat het door mij gekozen systeem als
grondslag van de metingen niet past in het model waarin ik tenslotte
alles onder wil brengen. Dit kan zich bv. voordoen, wanneer ik in
een gebied, waarin vaste punten gelegen zijn, bekend in het systeem
van de Landsdriehoeksmeting, aanvullingsmetingen verricht met be
hulp van een kompas. Het is mij dan zeer wel bekend, dat de noord
richting, door de kompasnaald aangegeven, niet overeen zal komen
met die van het systeem der driehoeksmeting. Ik behoef daarom
echter niet van de bepaalde voordelen die magnetische oriëntatie nu
eenmaal met zich meebrengt, afstand te doen, doch kan door een
transformatie van de meetgegevens de gewenste overeenstemming tot
stand brengen.
Al deze verschillen en wel in het bijzonder laatstgenoemde, werden
aangeduid als systematische fouten, en in het licht van het voorgaande
zal het wel duidelijk zijn, dat dus ook dit begrip systematische fout
eigenlijk zeer goed gemist kan worden.
Zo zou dan, in het licht van deze kritische beschouwingswijze, de
gehele constructie van fouten en ware waarden onderkend zijn voor
wat zij is, nl. een hersenschim. De vesting, die wij zo permanent bezet
dachten door het leger van fouten en ware waarden, is bestormd en
de bezetting over de kling gejaagd. Wat ons rest zijn de naakte feiten,
de waarnemingsgegevens. Keynes herinnert er in zijn „Treatise on
probability" aan, dat meermalen bezwaren zijn geopperd tegen de
beschouwingswijze alsof de Natuur vergelijkbaar was met een urn,
bevattende een zeker aantal zwarte en witte ballen (het zal U bekend
zijn, dat in de waarschijnlijkheidsrekening problemen omtrent derge
lijke urnen nogal een rol speelden) en citeert in dit verband de woor
den van Quetelet„L'urne que nous interrogeons, c'est la nature".
Keynes merkt hierbij op, dat het best mogelijk zou zijn, dat het om
gekeerde van deze stelling ook geldt en dat„La nature, que nous
interrogeons, c'est une urne". Wat ons dus rest, is deze urn, waaruit
wij onze monsters kunnen nemen, en uit de vergelijking en analyse van
deze monsters kunnen wij conclusies trekken zonder daarbij ooit de
illusie te hebben de werkelijke inhoud te kennen.
Nu is het echter zo gesteld, dat wanneer wij het slagveld nog eens
in beschouwing nemen, het gevoel ons bekruipt, alsof er hier iets om
hals gebracht werd, wat wij toch eigenlijk slechts node missen. En daar,
naar mijn mening, dit gevoel niet geheel kan worden verklaard door
sentimentele piëteitsoverwegingen, wil ik er nog enkele woorden aan
wijden.
Zoals uiteengezet werd, wil de nieuwe theorie zich alleen gronden
op het direct gegevene, nl. het collectief der waarnemingen. In de
eerste plaats kan nu worden opgemerkt, dat de klassieke foutentheorie
juist bedoelde een verklaring te geven van het bestaan van een derge-