65
de voor het eerst in 1923 in Finland toegepaste interferentiemethode
van Prof. Vaisala. Behalve de Nederlandse geodetische diensten,
zullen ook die van West-Duitsland en België van deze ijkbasis gebruik
kunnen maken.
2. Vóórdat de methode van Vaisala aan de orde komt, moge iets
worden gezegd over het optisch verschijnsel van de lichtinterferentie
en over het nieten van afstanden met behulp van de golflengte van
licht. Zoals bekend zendt iedere lichtbron lichtgolven uit met een zeer
kleine golflengte en een zeer hoge frequentie. Deze golflengte varieert
met de kleur van het licht van rood tot violet van ca. 0,78 /x tot
ca. 0,38 jx. De meting van de lengte van deze lichtgolven is de laatste
halve eeuw tot grote ontwikkeling gekomen en kan zeer nauwkeurig
geschieden. Het is tegenwoordig zelfs zo, dat men het probleem
omkeert en niet meer de lengte van de lichtgolven in de eenheid
„internationale meter" uitdrukt, maar omgekeerd lengten en daarmede
ook de internationale meter meet in de eenheid „golflengte" van een
bepaald soort licht. Een dergelijke omkering van problemen komt meer
voor, bv. bij het ook voor de geodesie belangrijke probleem van tijd
meting. Vroeger controleerde men de regelmatige loop van tijdmeters
met behulp van de doorgang van sterren door de meridiaan, tegen
woordig is de techniek reeds zo ver gevorderd, dat men met behulp
van kwartsklokken onregelmatigheden in de aardrotatie kan aanwijzen.
De eenheid van lengte die men in de geodesie gebruikt, is de golf
lengte (X) van de rode spectraallijn van het element cadmium. Men
heeft in onderlinge afspraak, na de metingen van Michelson (1893),
Benoit, Fabry en Pérot (1903), Watanabe en Imaizumi (1927), Sears
en Barrell (1933) en Kosters en Lampe (1938) onderling te hebben
vergeleken, de waarde die in 1905 voor deze golflengte in interna
tionale meters werd vastgesteld, aangehouden nl.
A 643,84696 X 10—9 m,
waaruit dan volgt, dat de internationale meter
m 1553164,13
en deze A is uiteraard een door de natuur zelve gegeven onverander
lijke lengte-eenheid, wat van de internationale standaardmeter te Parijs,
die bovendien angstvallig achter slot en grendel wordt bewaard, niet
kan worden gezegd. Een ieder die over het nodige optische instrumen
tarium beschikt, kan dus deze fysische lengte-eenheid reproduceren.
In de praktijk is dit echter een zeer specialistisch werk.
3. Hoe meet men in principe lengten met behulp van deze zeer
kleine lengte-eenheid van ca. 0,64 /x? Men maakt hierbij gebruik van
het verschijnsel der lichtinterferentie, dat zijn verklaring vindt in het
feit, dat twee gelijkgerichte lichtgolven van één zelfde golflengte in
gelijke fase elkaar versterken, in tegengestelde fase daarentegen