c
68
„vermenigvuldigen" met een factor die afhankelijk is van het aantal
malen, dat men de lichtbundel tussen A en B laat reflecteren. In de
praktijk gaat men tot een factor 6.
Is op deze manier de afstand van A naar C bepaald (behoudens de
afstand tussen de twee spiegelende oppervlakken van B, waarop we
dadelijk terugkomen), dan kan men deze methode herhalen door nu
de afstand van C naar een volgende spiegel D te bepalen, uitgaande
van de afstand AC, enz.
Ter vermijding van de bepaling van de afstand tussen de twee
spiegelende oppervlakken van B, C, enz., kiest Vaisala nog een andere
opstelling, waarbij de kijker aan dezelfde kant van A komt te staan
als de lichtbron. Figuur 3 geeft in horizontale projectie een voor
stelling van het verloop van de lichtbundels. Deze lopen hier op ver
schillende hoogte, omdat de openingen in het scherm thans boven elkaar
zijn gelegen. De gestippelde lichtbundel kan B door inkepingen pas
seren. In de figuur is te zien, dat nu de dikte van spiegel B niet
bekend hoeft te zijn.
Het opzoeken van het interferentiebeeld, dat dus verschijnt en weer
verdwijnt als men de spiegel C slechts over een afstand van 3 fj, ver
schuift, is een probleem op zichzelf, waarvoor we naar de litteratuur
verwijzen. Een eerste vereiste is een zeer vaste opstelling van de
spiegels opi goed gefundeerde pijlers.
In de Loenermark, waar de bodemgesteldheid een zeer goede fun
dering van de pijlers toelaat, zullen binnenkort de navolgende pijlers
worden gebouwd: eerst een gemeenschappelijke pijler voor de twee
spiegels, waartussen de kwartsstaaf zal worden opgesteld, de 0-1 m
pijler. Vervolgens pijlers op afstanden van 6, 24, 96, 288 en 576 m
van het beginpunt, zodat de afstanden achtereenvolgens met de fac
toren 6, 4, 4, 3 en 2 vermenigvuldigd kunnen worden. Vervolgens nog
een pijler voor lichtbron en kijker op enkele meters achter de 0-1
pijlers. Met het oog op de atmosferische condities in Nederland, leek
het niet wenselijk verder te gaan dan 576 m, daar bij grotere afstanden
het interferentiebeeld slechts zelden zichtbaar is. In Finland heeft men
slechts éénmaal een afstand van 864 m kunnen meten.
Ten slotte zij opgemerkt, dat men met deze methode, als men de
lengte van de kwartsstaaf als juist aanneemt, een relatieve nauwkeu
righeid van ongeveer 1 op io7 kan bereiken.
C
S
Fig. 3