RECHT EN ADMINISTRATIE 69 Mr. ir. C. G. VAN HULS, De ontwerpen van wet tot vaststelling van de inleidende titel en de eerste vier boeken van het nieuwe burgerlijk wetboek Vervolg van jaargang ipjj, blz. 256.) In het laatste deel van de eerste stelling: „en aan de kadastrale grenzen een wettelijk vermoeden wordt toegekend" wordt een reeds meer dan een halve eeuw door da landmeters van het Kadaster ge koesterde wens uitgesproken, een wens die tot op heden niet in ver vulling is gegaan. Het is alleszins verklaarbaar dat de landmeter, die zijn werk met toewijding verricht, voor dat werk gaarne enige waar dering ontvangt, al is het slechts van de zijde van de wetgever. Niet temin vragen wij ons af, of de opstellers van het adres wel voldoende beseft hebben wat zij in casu van de samensteller van het B.W. ver langden. Kan men van de civielrechtelijke wetgever vergen, dat hij aan een instituut als het kadaster, dat in de fiscale wetgeving (wet op de grondbelasting) wel een zeer wankele wettelijke basis bezit, een betekenis geeft, die het, gezien zijn oorspronkelijke maatschappe lijke functie en zijn wel zeer gebrekkige inrichting, niet mag en kan hebben? Bovendien houdt de wens in, dat aan handelingen, verricht door de Administratie als zodanig moeten de verrichtingen van de landmeter worden aangemerkt vérstrekkende gevolgen voor de burgers worden toegekend, terwijl die burgers zelf daarop generlei invloed vermogen uit te oefenen. Zolang belanghebbenden niet kunnen deelnemen aan het proces der perceelsvorming, zo lang zal het ook onredelijk zijn, hen, wat de resultaten van het proces betreft, voor een fait accompli te stellen. We willen dit nog nader toelichten. In beginsel is het stelsel van openbaarmaking van rechtsfeiten, op onroerende zaken betrekking hebbende, negatief gehouden. En hoewel het zeker niet ondenkbaar is een negatief stelsel van publiciteit te koppelen aan een min of meer positief stelsel van bijzondere aanduiding (specialiteit), moet wel steeds in het oog worden gehouden, dat het hier niet louter om de aanduiding Litteratuur: Y. VaisalaDie Anwendung der Lichtinterferenz zu Langenmessungen auf grosseren Distanzen (1923). Anwendung der Lichtinterferenz bei Basismessungen (1930). Bemerkungen zur Methode der Basismessung mit Hilfe der Lichtinter ferenz (1955). T. HonkasaloMeasuring of the 864 m long Nummela Standard base line with the Vaisala light interference comparator (1950). L. Th. J. JacobsDe toepassing van interfererend licht op landmeetkundig gebied (scriptie, 1952). Hypotheekbewaarder te Eindhoven

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 19