79
taa:, nu met betrekking tot de eigenlijke „inschrijving". De bedoeling
van de inschrijving, waarvan Prof. Meijers in zijn gehele toelichting
merkwaardig genoeg niet gewaagt, is ten slotte openbaarmaking,
het geven van openbaarheid aan de feiten die een wijziging in
de eigendomstoestand teweeg brengen, opdat een ieder zich kan
overtuigen van een bepaalde niet de bepaalde rechtstoestand op
een bepaald ogenblik.
Doch aan de andere kant is die inschrijving, althans wat de voor
naamste mutaties betreft, weer voorwaarde voor de overdracht. En
het ligt dunkt ons voor de hand, dat het partijen, dat zijn zij die direct
belang hebben bij de voltooiing van de overdracht, gegeven moet zijn
die voorwaarde in vervulling te doen gaan. De definitieve totstand
koming van de levering mag nimmer afhankelijk worden gesteld van
een daad der Administratie, als hoedanig ten slotte inschrijving be
schouwd moet worden. In feite kunnen partijen deze handeling niet
verrichten, doch wat zij wel kunnen is de akte ter inschrijving aan
bieden, waarbij zij het zelf in de hand hebben, dat de akte wordt aan
genomen door de daartoe aangewezen autoriteit; daartoe behoeven
zij slechts voldaan te hebben aan de door de wet gestelde voorwaar
den. De inschrijving volgt dan automatisch op de aanbieding.
Het was dus logischer geweest, indien in art. 3.4.2.4 de woorden
„door (haar) inschrijving" vervangen waren door de uitdrukking
„door aanbieding (van de akte) ter inschrijving".
Dat Prof. Meijers zich wel degelijk bewust was van de juiste gang
van zaken, blijkt uit de tweede zin van het eerste lid van art. 3.4.2.4,
die eindigt met de woorden: „kan de akte doen inschrijven". Deze
toevoeging geeft als het ware een nadere toelichting op de eerste zin
en doet ons de hoop koesteren dat, ook al wordt de tekst gehandhaafd,
misvattingen niet zullen voorkomen.
Dan is er nog een punt dat ons redenen tot nadere beschouwing
geeft, een punt waaromtrent we voorlopig in het duister tasten, al
zal denkelijk wel enig licht gebracht worden wanneer het in het tweede
lid van art. 3.1.2.1 beloofde K.B. verschijnt.
Er wordt voortdurend gesproken van „inschrijving in de openbare
registers". Indien we nagaan hoe de openbaarmaking op het ogenblik
geschiedt, dan zouden we de teboekstelling in het „dagregister" als
„inschrijving van de akte" kunnen aanmerken. Maar er gebeurt meer.
De vroegere overschrijving (met de pen), die de eigenlijke openbaar
making tot gevolg had, is sinds enige jaren vervangen door het in
bewaring geven bij de houder van „het openbare register" van een op
een, daartoe speciaal in het leven geroepen, formulier gesteld eens
luidend afschrift van het ter overschrijving (straks: ter inschrijving)
aangeboden stuk. Om deze laatste handeling gaat het en het is wel
wat veel van ons verbeeldingsvermogen verlangd de overlegging (de
inbewaringgeving) van het afschrift van de akte met de naam „in
schrijving in de registers" aan te duiden. Hoogstens is hier sprake
van samenbundeling tot registers.
De oorzaak van deze minder juiste aanduiding moeten we zoeken