95
als een toppunt van exactheid, was de mening van Gauss veel minder
gunstig. Aannemende dat dit feit de Nederlandse geodeten wel zal
interesseren, geef ik hier enige aanhalingen uit de correspondentie
van Gauss
„Entweder muss Hr. Krayenhoff seine Ausgleichungen nicht ge
horig gemacht haben, oder seine Winkelmessungen involvieren ver-
steekter Wei'se viel grössere Fehler als man nach der Prüfung durch
die drei Dreiecks- und die Gyruswinkel erwarten sollte, und im letzten
Fall ist man berechtigt zu glauben, dass die angegebenen Beobach-
tingswinkel wenigstens parteiisch gewahlt sind, urn diese Schliessungen
der einzelnen Dreiecke und Tours d'horizon zu erzwingen" (G-Sch.
Nr. 192).
„Das Tableau von p. 55 bis 86 sollte umstandlicher sein und sollte
alle Beobachtungen enthalten, denn es ist mir fast zur Gewissheit
geworden, das Krayenhoff ausgewahlt hat, um guten Schluss dei-
Winkel zu 1800 und 360° zu erhalten. Nach diesem Schluss sollte
man die Messungen für viel genauer halten als sie wirklich sind, denn
um die Polygone in Übereinstimmung zu bringen, hat Krayenhoff
viel grössere Anderungen anbringen müssen, zum Teil im nordöst-
lichen Teil ganz barbarische Anderungen... Und solche Fehler sind
doch auch an einem kleinen Kreise, den er noch dazu parfaitement
exécuté nennt, nicht zu verzeihen; Es ist wenigstens ein Glück,
dass Krayenhoffs Netz in sich sebst so viele verraterische Prüfungen
darbietet. Aber was soil man von Messungen denken, wo ohne Poly
gone und ohne Diagonalen b'oss eine Reihe Dreiecke fortlauft, wenn
man Ursache hat, die Aufrichtigkeit und Unparteilichkeit der Beob-
achter in Zweifel zu zie'hen. Der Kalkul des spharischen Exzesses ist
gar zu leicht und es ist daher zu verführerisch, wenn auch nicht zu
verfalschen, doch auszulesen was in den Kram passt. Die Verbindung
meiner Dreiecke mit den französisch-englischen bloss über Ostfries-
land scheint mir nach obigem sehr bedenklich, am besten ware es
wohl, zugleich bei Bentheim und Jever anzuschliessen" (G.-O.,
Nr. 486, (3)).
Na verkregen toestemming van het ministerie zette Gauss in mei
1824 de metingen in het westen voort. Zijn pogingen directe aanslui
ting met het net van Krayenhoff te verkrijgen, zouden dit jaar nog
niet gelukken, hoewel hij er zeer dicht bij kwam. In augustus bereikte
hij het meest westelijk gelegen punt op de Garister Heide bij Vegesack
aan de Weser, van waaruit het meest oostelijke punt van Krayenhoff,
Varel, reeds was waar te nemen. In september waren de voornaamste
hoekmetingen achter de rug. Door het slechte weder kon er verder
weinig werk worden verricht en ernstige ziekte van vrouw en kinderen
dwongen Gauss in oktober naar huis terug te keren. Ook andere aan
gelegenheden vereisten zijn aanwezigheid en volle aandacht. Reeds
sedert enige jaren was op aandrang van Alexander von Humboldt uit
Berlijn zware pressie op Gauss uitgeoefend om zijn ambt te Göttingen
te verwisselen met een aanstelling in Berlijn. In de zomer van 1824
werd aan Gauss de aanstelling tot lid van de academie te Berlijn aan-
