98 van de methode der kleinste kwadraten steeds als de meest geslaagde beschouwd. Het is wederom aan Schumacher te danken, dat Gauss een begin maakte met de publicatie van zijn theoretische ontdekkingen. Reeds in 1816 schreef hij aan Schumacher over een interessant probleem, dat hem in verband met de geodesie in de gedachten was gekomen, nl.„algemeen een gegeven gebogen oppervlak zo op een ander ge geven oppervlak af te beelden, dat beeld en origineel in de kleinste delen gelijkvormig zijn". Schumacher maakte van de eerste hem ge schonken gelegenheid gebruik om in 1820 dit onderwerp als prijs vraag te doen uitschrijven door de Academie van Wetenschappen te Kopenhagen. Toen er geen antwoord binnenkwam, werd de prijs vraag opnieuw uitgeschreven in 1822. Op aandrang van Schumacher heeft Gauss in het najaar van 1822 na zijn terugkeer van de geode tische metingen de beantwoording van de prijsvraag zelf ter 'hand genomen en op 11 december 1822 aan Schumacher toegezonden. Op 23 juli 1823 ontving Gauss van Schumacher het bericht, dat zijn ant woord was bekroond. Het bekroonde antwoord werd door Schumacher in 1825 in de door hem uitgegeven „Astronomische Abhandlungen" gepubliceerd (10). Na voltooiing van zijn berekeningen naar aanleiding van de me tingen van 1823, had Gauss uit zijn gegevens theoretisch het geode tische breedteverschil tussen Altona en Göttingen berekend, uitgaande van een ellipsoïdisc'he aardvorm met een afplatting 1 302,68. Schu macher bepaalde nu met grote nauwkeurigheid de poo.shoogte van Altona en vond een bedrag dat 5,2" kleiner was dan het getal dat uit de theoretische berekeningen van Gauss volgde. Schumacher meende, dat deze afwijking was ontstaan, doordat de door Gauss gebruikte waarde voor de afplatting niet geheel juist was. Inderdaad zou het heel gemakkelijk zijn geweest, dit verschil weg te werken door een andere waarde aan te nemen voor de afplatting, maar Gauss gaf zich daardoor niet gewonnenzoals later zou blijken terechthij merkte op, dat het totaal van alle waarnemingen de gebruikte waarde van de afplatting, of althans een zeer weinig daarvan verschillende waarde, vereiste, en wanneer de ervaring zou leren, dat overal in kleine afstanden een andere kromming zou voorkomen, dit slechts zou bewijzen, dat microscopisch gezien de aarde in het geheel geen ellipsoïde zou zijn, maar min of meer golfvormig zou afwijken van de ellïpsoïdevorm waardoor de aarde macroscopisch wordt voor gesteld. Het zou inderdaad later blijken, dat deze opvatting van Gauss vol komen juist was. Als resultaat van deze onderzoekingen verscheen in 1828: „Bestimmung des Breitenunterschiedes zwischen Sternwarten von Göttingen und Altona" (Gauss Werke IX p. 1). Wij vinden daar in artikel 20 voor de eerste maal de duidelijke definitie van de vorm van de aarde, die tot grondslag heeft gediend 'van de verdere ontwikkeling van de geodesie. Gauss geeft hierin als geometrische definitie van het aardoppervlak een niveauoppervlak, dus een opper-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 48