58 tevens middelste lijn. De afstandslijn heeft een constante van 100 (zie figuur 7). In de praktijk van de nieting is het handig de nullijn in te stellen op de hoogte van de tweede as van het instrumentdan is het afgelezen bedrag V tevens het hoogteverschil tussen de standplaats van het in strument en het terreinpunt waarop men de baak heeft geplaatst. Bij de R.D.S. kan men dit zo tot stand brengen, dat men de nullijn instelt op 1 m en de hoogte van de tweede as minus 1 m instelt op de uit- schuifbare voet die aan de baak is bevestigd. De hoogte van de tweede as leest men af op de centreerstok, d.i. een verstelbare metalen buis met niveau, die men in de statiefkop kan schroeven en waarmee men het instrument gemakkelijk en snel kan centreren. De nullijn, die men bij de hoogtemeting als vizierlijn gebruikt, cor respondeert niet met de helling van de kijker; daarom hebben wij in bovenstaande formules h' in plaats van h gesteld. De letter h willen wij gebruiken als aanduiding van de elevatiehoek, die correspondeert met de vizierlijn van de theodoliet (aangegeven met een kruisje), die dus op de verticale rand wordt afgelezen. Als h' o, dan is V o,, maar h O, d.w.z. de eigenlijke vizier lijn is niet horizontaal. Bij kleine hoogteverschillen kan men het instrument als waterpas instrument gebruiken en wel op twee manieren. Afstand 41,3 m Hoogte 0,1 X 21,7 -|- 2,17 m Fig. 7-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 8