179 dat de meeste waarnemers een zeer subjectieve instelling t.a.v. te bezi gen methoden hebben, terwijl de zeer verschillende omstandigheden juist een objectieve beoordeling vragen. In het algemeen is men het er wel over eens, dat de ruitenmethode verouderd is en doorgaans onbevredigende resultaten geeft. Toch mag men niet vergeten, dat vlakke terreinen zich daarvoor vaak goed lenen en dat deze methode zeer weinig rekenwerk meebrengt. Hoogtelijnen geven ongetwijfeld het zuiverste beeld van het terrein, maar als het om grondverzetberekeningen gaat, kunnen deze uit pro fielen veel goedkoper worden gemaakt en terreinen met glooiingen en ruggen lenen zich zeer goed voor deze methode. Maar zelfs als de grilligheid van het terrein ondubbelzinnig tot het bepalen van hoogtelijnen doet besluiten, zal het niet alleen van het terrein, maar in de praktijk ook van de persoonlijke voorkeur af hangen, of men met één of twee baakhouders werkt, of de waarne mer zelf achter het instrument gaat staan en de baakhouders de punten op de kaart laat identificeren, of dat hij het laatste zelf doet en het instrument door een assistent laat aflezen. In het laatste geval zal hij meer punten per standplaats kunnen nemen dan in het eerste. De identificatie van deze punten is een van de belangrijkste onder delen van de terreinwaterpassing. Het beste geschiedt dit op lucht foto's. Zijn deze ook nog ontschrankt, dan kan men er direct een vol komen betrouwbare kaart van maken. Helaas worden hoogtelijnen- kaarten in Nederland nog maar al te veel op kadastrale kaarten ge maakt, die nu eenmaal niet de pretentie van meetkundige zuiverheid t.a.v. zichtbare terreinscheidingen hebben. Omdat op deze wijze toch maar een schetskaart ontstaat, is het economisch niet verantwoord te veel tijd aan het intekenen van de terreinpunt^n te besteden. De door de Cultuurtechnische dienst gestelde eisen met betrekking tot de verti cale nauwkeurigheid zijn daarom niet rationeel in verband met het in den regel ter beschikking gestelde grondmateriaal en het eindpro- dukt kan veel te hoge verwachtingen wekken bij die landbouwkundig ingenieurs, die onvoldoende inzicht in de intrinsieke waarde ervan heb ben en menen deze hoogtelijnenkaarten op kadastrale grondslag te kunnen gebruiken voor projecten van waterinfiltratie met een speling van 5 tot 10 cm. De aan het begin aanbevolen hoogtelijnenkaart van Nederland zal daarom alleen economisch verantwoord zijn, als van meetkundig betrouwbaar kaartmateriaal wordt uitgegaan. III. De te gebruiken instrumenten Hoewel men wel in het algemeen mag stellen, dat men met duurdere waterpasinstrumenten sneller en nauwkeuriger werkt dan met goed kopere, is het toch niet zeker, dat dat ook meer efficiënt is- Dit hangt nl. ook nog af van de intensiviteit van het gebruik. Iemand die een instrument maar zeer zelden gebruikt, hoeft beslist niet het duurste te kopen. Als meh een instrument echter regelmatig gebruikt, spelen de hogere afschrijvingskosten voor een duurder instrument geen rol, omdat zij

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 25