180 minder dan 13% zijn van de kosten van de ploeg die ermee werkt. Het heeft daarom zin na te gaan of en zo ja, onder welke om standigheden, tijdwinst zonder verlies aan nauwkeurigheid te verkrij gen is met het nieuwste type, de Zeiss Ni 2. Hoewel iedereen zal weten, dat dit instrument zonder buisniveau werkt, is het misschien toch wel goed een summiere beschrijving te geven. De kijker geeft rechtopstaande beelden, doordat de omkering door het objectief teniet wordt gedaan door de drievoudige terugkaat sing op de prismavlakken van de compensator. Deze bestaat uit twee vaste prisma's en een zwevend, dat aan vier niet magnetische draden is opgehangen. De stand van deze prisma's is zodanig, dat een licht straal die horizontaal uit de voorwerpsruimte invalt, ook bij hellende stand van de kijkerbuis door hetzelfde punt van de kruisdraden gaat. De regeling is nu zodanig, dat men dit punt in het snijpunt van de kruisdraden laat vallen. Om dit mogelijk te maken is een correctie- schroef op de kruisdraden aanwezig. De regeling geschiedt als bij alle instrumenten van het type „alles vast'.'. Het tot stilstand komen van het zwevende prisma geschiedt in een halve seconde, doordat het ver bonden is met een luchtdempinrichting, die slechts 0,1 mm speling heeft. In deze snelle instelmogelijkheid ligt het grote voordeel van dit instrument. De kleine speling brengt echter mede, dat de kijkeras niet te veel mag hellen, anders gaat het zwevende prisma tegen zijn aan slag rusten. De constructie is zodanig, dat 10" helling toelaatbaar is. Daarom is op het instrument een doosniveau aangebracht, waarmede men de as ongeveer verticaal moet stellen. Proeven hebben aangetoond, dat de nauwkeurigheid van de horizontaalstelling overeenkomt met die van een instrument met een buisniveau van 3". De bereikbare middel bare fout per kilometer dubbele waterpassing is ongeveer 2 mm als men centimeterbaken gebruikt en ongeveer 1,2 mm bij gebruik van baken met halve centimeters. Men kan aannemen, dat men de as van een waterpasinstrument met hellingschroef even snel ongeveer verticaal zet als bij de Ni 2, omdat men bij beide in eerste instantie alleen het doosniveau laat inspelen. De Ni 2 kan men een halve seconde daarna aflezen, zodat de tijdwinst met dit instrument bestaat uit de tijd die men meer dan een halve seconde nodig heeft om een ander instrument met de hellingschroef horizontaal te brengen. Deze winst heeft men tweemaal per slag- Bij windstil weer of bij zwakke wind is dit verschil aanzienlijk. Bij matige wind valt het voordeel weg, terwijl bij sterke wind de Ni 2 een zodanige trilling heeft, dat er zeer moeilijk mee te werken is en men zeker de slaglengte zal moeten inkorten om draaglijke resultaten te verkrijgen. In Allgemeine Vermessungs-Nachrichten van 1952 (Heft 7) geeft Prof. dr. Kneissl een beschouwing over het vermogen en de nauwkeu righeid van dit instrument, aan de hand van proefwaterpassingen over ruim 21 km. Hij kwam daarbij tot een achttal conclusies, die ik op grond van in november 1952 door ons uitgevoerde metingen over 13 km in drie groepen zal verdelen, nl. vijf conclusies waamede wij

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 26