188 eerste klasse Jhr. G. A. Tindal. Opmerkelijk is, dat de Vogelkop hier een apart eiland is; de zuidelijke kustlijn van de Vogelkop is veel te noordelijk getekend, en waar de werkelijke kustlijn is, zijn eilanden gedacht. De schaal is ca. i: 2.250.000. De kaart maakt een goed ver zorgde indruk; het is een keurige kopergravure, op dik papier gedrukt. De zee is gearceerd met filetwerk, sommige kustgedeelten hebben een gekleurde kustlijn. Verder zijn verschillende scheepstochten aangege ven en gekleurd. De centrale bergketen is aangeduid, evenals sommige gebergten langs de kust, met een schrapjesvoorstelling. Verschillende bijkaartjes geven resultaten van lokale onderzoekingen, bv. van Kolff 1825/6 van het Frederik-Hendrikeiland, en de opneming van de Prin- ses-Mariannestraat door Ltz. Langenberg Kool in 1835. De atlas van Nederlandsch Oost-Indië, door het Topografisch Bureau te Batavia vervaardigd van 1897 tot 1904, bevat van Nieuw- Guinea een kaart op schaal 14.000.000; hier is de kustlijn niet zoveel verschillend meer van de thans bekende; het binnenland is echter bijna blanco. De centrale bergketen, al gezien door Carstenz, is het enige wat op de oude kaarten van het binnenland aangegeven is. Herman Moll, een in Londen werkende Nederlander, toont ons op zijn atlas-wereld kaart van 1719 een hele bergketen, inplaats van de oude „Snee-bcrgh". De molshoopvoorstelling van Moll weet ons dus alleen te vertellen, dat we met een bergachtig land te doen hebben. En ook de kaart van 1842 moet, waar geeen bergen de tekening kunnen vullen, „geheel onbekend binnenland" vermelden. Hier en daar waren zeelieden aan land geweest; zij bleven echter aan de uiterste kuststrook en gaven alleen de baaien en riviermonden namen; een naam als „Dootslagers- rivier" kenschetst wel een van de redenen waarom men niet zo maar op tochtjes landinwaarts kon gaan. Met het globaal bekend zijn van de kustlijn en de van uit zee zichtbare details is allerminst het aandeel van de zeevarenden in de cartografie van Nieuw-Guinea afgelopen. Zeer veel is er later door hen verricht bij hydrografische opnemingen en bij expedities die de rivieren opvoeren; bij elk verslag van een moderne expeditie worden zee- en vliegerofficieren van de Koninklijke Marine genoemd. II. 1907-1942. Hoewel vóór 1907 al bij stukjes en beetjes omtrent het binnenland iets bekend was geworden door enkele rivierexpedities en bergbeklim- mingen in de kuststreek, duurt het tot genoemd jaar, voor er op noemenswaardige schaal geëxploreerd wordt. Enkele kaartjes van vóór 1907 zijn gepubliceerd in het Tijdschrift van het Koninklijk Neder lands Aardrijkskundig Genootschap, bv. de eerste opvaart van de Mamberano van 1884 (gepubliceerd in 1909) en de tocht van Dissel in 1902/3 (gepubliceerd in 1904, 1907). In het grote werk „Nieuw Guinee" (N.G.) uitgegeven voor het Molukken-Instituut, behandelt C. C. F. M. Le Roux de exploratie van het eiland (deel I, hst. II). Hij zegt aangaande de publicaties

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 34