191
het Mijnwezen exploreert de noordkust (1917/8). De sterkste prikkel
om een land te ontdekken en te ontsluiten is de hoop, dat er iets te
halen valt; dat geldt nu nog even goed als in de tijd van het Duyfken.
Hierdoor is het onderzoek in de jaren dertig zeer geïntensiveerd. Een
machtig hulpmiddel was intussen ter beschikking gekomen: het
vliegtuig.
Dr. W. C. Klein behandelt in deel III van „Nieuw Guinee", 193®'
uitvoerig de luchtverkenning en het luchtverkeer in dit gebied. Bij de
landexpedities, bv. al bij de Amerikaans-Nederlandse van 1926, bewees
het vliegtuig zeer grote diensten bij de verkenning. Bij de expeditie-
Colijn naar de Carstenztop (1936) werden overboord-luchtfoto's ge
bruikt, o.a. om de beste marsroute te vinden. Maar het onderzoek voor
commerciële doeleinden maakte toen al op grootscheepse en systema
tische wijze gebruik van de ontwikkelingen der techniek: de Neder
landse Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij (N.N.G.P.M.) liet van
I935"I937 een ruim 10 miljoen ha groot concessiêterrein uit de lucht
fotograferen, grotendeels gelegen in de Vogelkop. De schaal der foto's
was ca. 140.000; gebruikt werden de Zeiss Weitwinkelkammer met
een brandpuntsafstand van 10 cm en een Duitse panoramacamera met
negen lenzen. De K.N.I.L.M. voerde de fotografie uit. De uitwerking
van de luchtfoto's geschiedde voor het westelijk gedeelte (Vogelkop
en Bombarai) met radiaaltriangulatie, voor het oostelijk gedeelte met
ruimtetriangulatie; een dertigtal punten langs de kust zijn astrono
misch bepaald voor de inpassing van de fotostroken.
Reeds in 1936 kon de T.D. o.a. van deze gegevens gebruik maken
bij de samenstelling van drie kaartbladen 1100.000 van de oostkust
van de Vogelkop. De N-N.G.P.M. had uit de foto's al een topografi
sche kaart van de oostelijke Vogelkop doen samenstellen op schaal
1: 100.000, in vier bladen.
Eveneens in 1936 nam kapitein Kint van de T.D. in Ned. Indië het
initiatief tot het verzamelen van alle topografische kennis van Nieuw-
Guinea op schetskaarten 1: 250.000. Tot 1941 verschenen 33 bladen
van deze kaart, die het grootste gedeelte van het eiland overdekken,
niet de Vogelkop. Uiteraard is de kaart samengesteld uit zeer ver
schillende gegevens, waarvan het aaneenpassen binnen het geraamte
van de op expedities bepaalde astronomische punten de grootste om
zichtigheid vereiste; het grootste deel van dit werk geschiedde onder
leiding van Dr. A. Pannekoek. Elk der bladen beslaat een oppervlakte
van i° X i°. Aanvankelijk werd de kaart in zwartdruk, later in
bruindruk uitgegeven. De uitvoering was zeer eenvoudig; hierdoor
kon met geringe kosten een nieuwe druk worden uitgegeven, als er
van een bepaald gebied nieuwe gegevens bekend werden. De verdere
bespreking van deze kaart zal plaats vinden bij die der oorlogsuitgaven
van de Amerikanen, die deze schetskaarten herzien en herdrukt
hebben.
In de loop van 1940 en 1941 verscheen van 17 bladen een tweede,
herziene uitgave. Ongetwijfeld is een groot gedeelte van die herzie
ning mogelijk gemaakt door de Amerikaans-Nederlandse Archbold-