193
gegevens die toen ter beschikking stonden, zelfs al die van de
Archbold-expeditie, die toen nog niet afgelopen was. De oppervlakte
van de witte plekken werd door Dr. A. J. Pannekoek op 33.000 km2
geraamd; dank zij o.a. de K.N.A.G.-expeditie van 1939 is onbe
kende gebied nu sterk gekrompen, maar genoemde kaart schijnt nog
steeds de meest recente overzichtskaart te zijn. Ze is gedrukt in vier
kleuren; de uitvoering is eenvoudig; de gebergten zijn door middel
van schrapjes en schaduw aangegeven. Alleen de belangrijkste details
zijn opgenomen.
Van de kaarten die vóór de jongste oorlog verschenen zijn, moeten
zeker nog de hydrografische kaarten worden vermeld. Zij berusten
immers over het algemeen op triangulatie en nauwkeurige opneming;
hun doelstelling veroorzaakt echter, dat van het land, behalve zijn
kustlijn, zeer weinig wordt afgebeeld. Een kaart van de Etnabaai bv.
is hoofdzakelijk opgenomen in 1911, herdrukt in 1929. De schaal is
1: 75.000; het land heeft een grijze tint, de zee is wit, met dieptelijnen
en -cijfers (in meters). Bergen zijn geschetst met schrapjestekening
en schaduw; de voornaamste dragen hoogtecijfers. Verscheidene stuk
ken kust zijn kennelijk geschetst, evenals kleine rivieren. Behalve voor
hun eigenlijke doel, zijn de hydrografische kaarten ook zeer belang
rijk geweest voor landkaarten: de fotogrammetrische kaarten die tij
dens de oorlog gemaakt werden zijn veelal gecontroleerd en ingepast
op deze zeekaarten, daar grondcontrole ontbrak.
Volgens Ormeling (O) vervaardigde de N.N.G.P.M. vóór de oorlog
technische kaarten (geopysische, enz.) op vele schalen, variërend van
1:40.000 tot 1:250.000, en de belangrijkste topografische kaarten:
1: 10.000 tot 1:500.000.
III. 1942-heden.
De oorlog heeft natuurlijk grote invloed gehad op de ontwikkeling
van de cartografie van Nieuw-Guinea. De Japanners zetten het werk
van de T.D. voort wat de uitwerking van de luchtfoto's van de
N.N.G.P.M. betreft, herdrukten verder vele bestaande kaarten en
maakten ook zelf nog luchtopnamen.
De gealliëerden hebben veel fotografisch opgenomen, vooral langs
de noordkust, en hun kaarten verder aangevuld en verbeterd met de
vooroorlogse uitgaven van de T.D.; ook de informatie van ter plaatse
bekenden was van groot belang.
In april 1942 landden de Japanners op de noordkust van westelijk
Nieuw-Guinea. Tot juni 1943 bleef de bestuurspost aan cle Wissel
meren van controleur De Bruyn vrij; Merauke aan de zuidkust is
steeds in gealliëerde handen gebleven. De bezetters hebben op carto
grafisch gebied zeer veel werk verricht. In de eerste plaats herdrukten
zij vele bestaande kaarten van de T.D., gewoonlijk als zwartdruk.
Hieronder zijn de schetskaart 1: 1.000.000 van 1919, de schetskaart
1: 250000 en de kaart van het gehele eiland 1: 2.500.000. Verder be
staat er nog een schetskaart op 1400.000, vermoedelijk een verklei
ning van die op 1: 250.000. Van deze kaarten valt niets bijzonders te