LANDMEETKUNDE
Ir. H. C. M. LUYTEN,
Landmeetkundige instrumenten
adjunct-landmeter van het kadaster te Nijmegen:
'Vervolg van blz. 125)
5. KERN R.K. vizier liniaal.
Als belangrijkste nieuwigheden zijn bij dit instrument (fig. 19) aan
te merken het onbeweeglijke kijkeroculair, de bevestiging van het teken
bord op de statiefkop, de rechtopstaande beelden, en, zoals bij alle mo
derne kijkers, de reflexvrije optische inrichting.
De kijker, die een objectief opening (intreepupil) van 40 mm heeft
en een vergroting van 27, is vast in een staande zuil ingebouwd. Met
behulp van een draaibaar prisma voor het objectief kan men meten
onder verschillende elevaties; deze draaibeweging geschiedt met een
ring, waarop een optisch vizier is gemonteerd.
De optische inrichting van de kijker is voorzien van een anti-
reflexlaag om een maximale helderheid van het beeld te krijgen.
De horizontale afstand en het hoogteverschil worden bepaald met
een hammerdiagram. Dit diagram is geëtst op een glasplaat en bevat
vier lijnen, waarvan de buitenste twee een afstand cos2 a en de bin
nenste een afstand sin a cos a hebben, zodat de afstand en het hoogte
verschil gereduceerd worden waargenomen. Deze glasplaat draait
viermaal zoveel als het objectief prisma. Daardoor kan men het diagram
groter maken en te scheve snijdingen van de diagramlijn t.o.v. het baak
beeld vermijden. Op een tweede vaste glasplaat zijn kruisdraden geëtst
en horizontale strepen voor afstandsmetingen volgens Reichenbachde
figuren op beide glazen platen worden parallaxvrij waargenomen. De
vermenigvuldigconstante van de afstand is 100, van de hoogte resp.
20, 50 en 100, daar men bij de laatste de lijnen gesplitst heeft in ver
schillende delen, om een zo gunstig mogelijke snijding met de baak
te krijgen. Een beeld van het diagram toont figuur 20.
De opgegeven nauwkeurigheid van de meting bedraagt 10 cm voor
100 m afstand en 1 a 5 cm voor het hoogteverschil.
De verticale rand heeft een verdeling in decigraden, waarbij men
cgr kan schatten.
Het instrument heeft schroeven voor de microbeweging in hori
zontale en verticale zin. Aan de voet van de zuil bevinden zich twee
regelbare buisniveaus, die men voor iedere meting moet laten inspelen
met de stelschroeven.
Aan de grondplaat van de zuil is met een geleidingsparallelogram het
kaarteertoestel bevestigd, dat bestaat uit een liniaal en een piquoir. De
liniaal is verschuifbaar in zijn eigen richting en kan worden verwisseld,
zulks met het oog op kaartering op verschillende schalen.