302
De Meetkundige dienst met betrekking tot
onderhoud, verbetering en afdamming van
waterwegen en zeearmen
Ir. J. W. DE VRIES,
hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Benedenrivieren
Het gebied van de benedenrivieren, waaronder mede de zeearmen
zijn begrepen, diende tot ruim een decennium geleden in hoofdzaak de
belangen van de scheepvaart.
Overeenkomstig dit doel werden van deze wateren dan ook uit
sluitend peilkaarten vervaardigd, meer westwaarts verwerkt tot zee
kaarten. De eerstgenoemde kaarten werden door de eigen dienst op
gemaakt, terwijl de zeekaarten werden vervaardigd door de afd. Hydro
grafie van het Ministerie van Marine.
Op al deze kaarten komen de oevers en oeverlanden slechts min
of meer schematisch voor, daar het hoofddoel van deze kaarten is de
vaargeulen te onderkennen en deze door bebakening en betonning voor
de scheepvaart zichtbaar te maken.
Bovendien bestond de mogelijkheid de voor deze scheepvaart ontoe
laatbare diepten op te sporen en deze eventueel door het uitvoeren
van baggerwerken te doen verwijderen.
Door bestudering van deze kaarten kan men tevens de verwach
ting vaststellen van de mogelijkheid tot oevervallen in de daarvoor
gevoelige gebieden.
Waren deze kaarten lange tijd voldoende voor het doel dat zij
dienden, zij bleken echter onvoldoende gegevens te bevatten toen de
plannen opkwamen tot afdamming van de zeegaten. Ook het beheer
en onderhoud van de druk bevaren en langs de oevers steeds dichter
bebouwde benedenrivieren, vroeg een meer gedetailleerde kaart van
deze wateren en hun oevers.
Nu zijn deze gebieden niet bepaald gemakkelijk in kaart te brengen,
als men ook bedenkt, dat op vele plaatsen uitgebreide slikken, riet
velden en grienden voor de dijken uitgestrekt liggen.
Het is dan ook een gelukkige gedachte van mijn toenmalige ambts
voorganger geweest, na verkregen machtiging van hogerhand, de ver
vaardiging van deze kaarten op te dragen aan de Meetkundige dienst.
Het te kaarteren gebied omvatte als eerste deel de monding van Briel-
sche Maas en Botlek, zulks met het oog op het twee-eilandenplan, dat
afdamming van deze verlandende riviermonding beoogde. Daar dit plan
bij verdere bestudering uitgroeide tot het vijf-eilandenplan, dat o.a. tot
doel had de eilanden Rozenburg, IJselmonde, Voorne-Putten, Hoeksche
Waard en het eiland van Dordrecht met een ringdijk te omgeven,
waarbij een verlegging van de Beneden-Merwede naar een meer zuide
lijk tracé was gedacht, werd de opdracht uitgebreid met kaartering
van gedeelten van de Oude Maas, de Noord, de Kil, de Boven- en
Beneden-Merwede, de Nieuwe Merwede met de aanliggende en tussen
liggende Biesboschgebieden.