310 Ten slotte kon men thans overgaan tot het opmaken van rivier verbeteringsplannen, naast ontwerpen voor een instandhouding van de rivieren. En dat was hard nodig, daar het aantal onheilen door dijk doorbraken, gevolg van het oplopen van de waterstand door afvoer- belemmeringen en ijsopstoppingen, onrustbarend groot begon te worden. Men kon er zich nu toe zetten, in deze toestand algehele ver betering te brengen. Enkele nu volgende opmerkingen over de wijze waarop men te werk gegaan is bij de tot standbrenging van de eerste rivierkaart zullen ons brengen bij het werk van de huidige verzorgers van deze kaart. 5) Reeds dadelijk bij de aanvang in 1829 was gebleken, dat de gewone bij het Kadaster gebruikelijke wijze van opmeten en in kaart brengen niet toegepast kon worden. Het rivierengebied kon zonder te grote fouten niet meer als een plat vlak worden beschouwd en als zodanig gekaarteerd. Nodig was een geodetisch berekende driehoeksmeting, waarbij zich als geschikte grondslag aanbood de in het begin van de 19e eeuw door generaal Krayenhoff als vervolg op de Franse drie hoeksmeting bepaalde meetpunten. Voor het gedeelte Boven-Maas, dat niet door het driehoeksnet van generaal Krayenhoff bestreken werd, maakte men gebruik van een ander vervolg van de Franse driehoeksmeting, nl. die door kolonel Tranchot over België en de Pruisische Rijnprovincies uitgestrekt. De verplicht gestelde schaal van 1 5000 voor de minuutbladen en die van 1 10000 voor de gelithografeerde bladen, deed elke serie uit een aantal bladen bestaan waarop geen hoofdpunt van de hoofd driehoeksmeting voorkomt. Eén geodetisch opgenomen of geografisch berekend hoofdpunt werd echter voor elk blad noodzakelijk geacht. Daarom werden voor die bladen secundaire hoofdpunten bepaald door „aansnijding" van drie of vier omliggende punten van het hoofddrie- hoeksnet. Men beoogde hiermede een voortplanting van meetfouten te vermijden. Tussen de aldus bekende hoofdpunten of bepaalde „punten van de tweede rang" werden punten van de derde rang bepaald, vastgelegd aan de zijden van het secundaire driehoeksnet, waardoor tenslotte een net van lijnen ontstond, elkander in alle richtingen doorsnijdende. Men zorgde bij de keuze, vooral van de tertiaire punten, ervoor, dat de rivieren bedekt werden door een aaneengesloten net van driehoeken, waarop de verdere terrestische metingen konden worden gebaseerd. Voor het tekenen van de kaart is aangenomen de projectie, bekend onder de naam van veranderde conische of gewijzigde projectie van Flamsteed. De middelbare meridiaan der projectie is die over de Wes tertoren van Amsterdam, de as der ordinaten een perpendiculair op die meridiaan op 510 30' breedte. De randen van de bladen zijn even- wijdig gekozen aan deze assen. 5) Verslag van de Werkzaamheden tot samenstelling der Groote Kaart van de Hoofdrivieren in Nederland, door de landmeter E. Olivier Dzn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 110