313
Het aantal series werd uitgebreid tot negen; het werk was in 1908
(toen de Rivierenwet tot stand kwam) zo goed als voltooid.
In hetzelfde jaar was de kaart door de talrijke verbeteringen die de
rivieren intussen weer hadden ondergaan, wederom dermate ver
ouderd, dat zij voor de tweede maal herzien moest worden. Tot deze
tweede herziening werd in 1909 besloten.
Op dat ogenblik waren reeds vele resultaten van de Rijkscommissie
voor graadmeting en waterpassing bekend en dit vormde de aanlei
ding, deze resultaten te gebruiken als grondslagen voor deze tweede
herziening. De hoekpunten van de eerste, tweede en derde rang bleven
in hoofdzaak wel dezelfde, zij werden echter uitgedrukt in coördinaten
van de Rijksdriehoeksmeting (meridiaan van Amersfoort) 6).
De bladindeling werd ook enigermate gewijzigd. Sinds 1937 bestaan
vijf series, t.w.
serie I Boven-Rijn, Waal, Boven- en Beneden-Merwede, Noord,
Dordtsche Kil, Oude Maas, Spui, Nieuwe Brielsche
Maas c.a.,
serie II Neder-Rijn, Lek, Rotterdamsche Waterweg c.a.,
serie Ha Hollandsche IJssel c.a.,
serie III Maas, Afgedamde Maas, Bergsche Maas, Amer, Nieuwe
Merwede, Hollandsch Diep, Haringvliet c.a.,
serie IV Gelderse IJssel c.a.
De bladindeling is aangegeven in figuur 4. Van een aantal bladen
is reeds meer dan één uitgave uitgekomen; sommige bladen zijn reeds
aan de vierde uitgave toe, wel een bewijs hoe snel een bestaande toe
stand veranderen kan en hoe omvangrijk het werk is, om de kaart
„bij" te houden. Toch is het onvermijdelijk, de kaart zoveel mogelijk
up to date te houden, op straffe van verminderende bruikbaarheid en
betrouwbaarheid.
Al dit grote werk wordt in gestage gang, sinds 1931 door de Meet
kundige dienst verricht.
Tot welke perfectie dit werk thans heeft geleid, toont figuur 3,
waarin een gedeelte van blad 15 (tweede herziening, derde uitgave van
I9S3) weergegeven. Een vergelijking met figuur 3 leert direct in
hoe sterke mate een winterbed in 50 jaar tijd verandert. Zelfs in 8
jaar tijds zijn de verschillen soms aanmerkelijk. Een luchtfoto (figuur
6) geeft de toestand van 1945 weer, op sommige plaatsen nog totaal
anders dan het blad van de rivierkaart in de uitgave van 1953 toont.
Wanneer het bijhouden van de rivierkaart nog steeds op de oude
voet, met sextant, theodoliet en waterpastoestel zou moeten gebeuren,
dus met uitsluitend terrestrische metingen, dan ware deze taak bijkans
onuitvoerbaar. Gelukkig komt de moderne meettechniek ons hier te
hulp. In de jaren 1924-1931 werden tachymetrische metingen inge
voerd, en in 1930 begon men de rivierkaarten te vervaardigen met be
hulp van de fotogrammetrie. De luchtkaartering is een bij uitstek ge-
6) Het gebruik van de resultaten der Rijksdriehoeksmeting bij de herziening
van de Maas. De Ingenieur, 1926 nr. 23. Ir. W. Schermerhorn.