De Meetkundige dienst met betrekking tot de studie van de verschijnselen, alsmede tot het ontwerp en de uitvoering van werken langs de Noordzeekust, in het Deltagebied en in de Waddenzee 315 verkeer te water met de noodzaak tot voortgaande industrialisatie, met inbeslagneming ook van terreinen langs onze rivieren, maken het tot een dwingende noodzaak, in de toekomst te blijven beschikken over een goede, betrouwbare, uitvoerige en steeds weer bijgewerkte rivier- kaart van de Nederlandse rivieren. En daarbij is de Meetkundige dienst ook in de toekomst een onmisbare taak opgelegd. LITTERATUUR Mr. S. J. Fockema Andreae: Geschiedenis der Kartografie van Nederland. 1947. H. F. Fijnje: Beschouwingen over het normaliseren der rivieren in het belang van de scheepvaart. 1884. Mr. S. van GijnDordracum Illustratum. Hoofdstuk II. Rivierkaarten. 1908. J. H. Hingman: Inventaris der Verzameling kaarten berustende in het Rijks archief. 1871. Dr. Z. W. SnellerDe landmeter N. S. Cruquius. Bijdragen voor Vaderl. Geschiedenis en Oudheidkunde. 1939. J. W. Welcker: Algemeene Instructie voor de herziening der groote kaart van de hoofdrivieren in Nederland. 1878. Ir. J. H. VAN DER BURGT, hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Zeeland: Onze vroegere leermeester, Prof. ir. N. C. Kist, hoogleraar in de bruggenbouw aan de Technische Hogeschool te Delft, eindigde zijn boeiende colleges met de woorden: „Mijne heren, wat U een ander kunt laten doen, moet U zelf nooit doen." Omstreeks 1920, toen deze woorden gesproken werden, was het moeilijk ze in praktijk te brengen, omdat er in die tijd nog heel weinig aan specialisatie werd gedaan. De civiel-ingenieur was in die jaren dan ook verplicht, zich zeer behoorlijk op de hoogte te stellen van alle takken van de omvangrijke taak waarvoor hij was geplaatst. Om mij direct bij de landmeetkunde te bepalen, het was gebruikelijk de jonge Waterstaatsingenieur belangrijke metingen en waterpassingen op te dragen en velen zullen met genoegen aan dit terreinwerk, dat een welkome afleiding vormde van het bureauwerk, terugdenken. Geleidelijk werd de taak van de civiel-ingenieur te omvangrijk en mede daardoor ziet men omstreeks 1930 allerwege de behoefte aan specialistische hulp naar voren komen. Ook op het gebied van de stromingen, het transport van het zand over de zeebodem en langs het strand en andere verschijnselen langs de Noordzeekust, in het Deltagebied en in de Waddenzee, waaromtrent

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 119