318
dan wel de arrondissementsdiensten dit meetwerk zelf zouden kunnen
uitvoeren, dan wel of het niet aan een op dit gebied gespecialiseerde
dienst zou kunnen worden opgedragen.
In feite was deze vraag reeds beantwoord door een onderzoek dat
in 1928 door de schrijver dezes in zijn toenmalige functie van arron-
dissements-ingenieur te Hoorn was ingesteld met betrekking tot de
meetgegevens, nodig voor de aanleg van weg nr. 7 Amsterdam-
Lambertschaag van het Rijkswegenplan.
Voor deze 43 km lange weg moesten worden gemaakt een volledig
stel situatietekeningen met lengte- en dwarsprofielen, in totaal 178
bladen.
Wanneer de dienst de nodige metingen en het tekenwerk zelf zou
uitvoeren, zou dit ca. 15 maanden hebben gevorderd, terwijl het toen
malige Geodetisch Bureau, onder leiding van de hoofdassistent bij de
afdeling Landmeten en Waterpassen van de Technische Hogeschool
te Delft, Ir. W. Schermerhorn, aanbood, dit werk uit te voeren in 11
maanden tegen een som die ca. 1/3 lager was dan het bedrag dat de
dienst voor de uitvoering van dit werk in eigen beheer had geraamd.
Als eerste overeenkomst met de Staat sloot het Geodetisch Bureau in
april 1929 een contract tot het opmeten en in tekening brengen van de
terreinstrook ten behoeve van voornoemde Rijksweg; het Bureau
voltooide dit werk tot volle tevredenheid binnen de gestelde tijd, met
inachtneming van enige latere uitbreiding van de meting.
Het succes van deze omvangrijke meting, die deels viel in de barre
winter van 1929/1930 en het feit, dat de uitkomsten van deze metingen
voor de kadastrale toepassing werden aanvaard, hebben er o.m. toe
bijgedragen, dat in 1931 het Geodetisch Bureau werd omgezet in de
Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat.
Ten aanzien van de aan getijbeweging en stormvloeden blootgestelde
gebieden werd het meetwerk boven de laagwaterlijn geleidelijk meer
aan de nieuwe dienst opgedragen en zijn de profetische woorden van
Prof. Kist thans op dit terrein nagenoeg volledig in vervulling gegaan.
In de loop van 25 jaar is daardoor een vrij volledig archief van
betrouwbare kaarten op verschillende schalen van het kust-, Delta-
en Waddengebied ontstaan.
De Meetkundige dienst heeft bij zijn werk veelvuldig gebruik
gemaakt van de luchtkaartering, waardoor de terrestrische meting be
langrijk kon worden beperkt en het o.a. mogelijk werd op korte termijn
de duingebieden met de gewenste hoogtelijnen in kaart te brengen.
De fatale stormvloed van 1 februari 1953 heeft de behoefte aan
goede kaarten, alsmede aan lengte- en dwarsprofielmetingen van de
hoogwaterkeringen in het Deltagebied en ook elders, welke gegevens,
vooral wat Zeeland betrof, vrijwel ontbraken, sterk naar voren
gebracht.
De Meetkundige dienst heeft al zijn krachten ingezet om aan deze
behoefte te voldoen, waardoor het mogelijk werd vrij spoedig over
die gegevens te beschikken, die nodig waren om de zwakke plaatsen