320
rivierkaarten, topografische kaarten of hydrografische kaarten. Alleen
peilschalen, opgesteld in de Waddenzee of buiten de kustlijn, moeten
worden ingemeten, hetzij met het sextant dan wel met de theodoliet.
Zulk inmeten stelt naar verhouding geen hoge eisen aan meetvaardig-
heid en precisie. De medewerking van de Meetdienst behoeft hier
eigenlijk nooit te worden ingeroepen.
Geheel anders is het gesteld met de hoogte van peilschalen. Dit be
treft het terrein van de waterpassingen en meer in het bijzonder van de
nauwkeurigheidswaterpassing. In het thans geldende Nederlandse stel
sel is het overgrote deel der peilschalen betrokken op en aangesloten
aan het N.A.P. Dit tot stand te brengen en in stand te houden is
een taak, die in omvang de grootste der overige gebieden van werk
zaamheden van de Meetdienst evenaart, en wat het beroep op nauw
keurigheid betreft wellicht elke andere tak van dienst overtreft.
Het natuurlijke „waterpasvlak" van plas, kanaal of zee is uiteraard
de oorsprong van alle waterpassingen. In oudere boeken vindt men
vermeld, hoe door stilleggen van de bemalingen (in die tijd door mo
lens) op windstille dagen een toestand van rust in de kanalenstelsels
werd ingesteld, gebiedsgewijs de peilschalen op een gemeenschappelijk
nulpunt werden gebracht en de verschillen met andere gebieden werden
opgemeten. In het bijzonder werd zulks gedaan bij dichtgevroren
kanalen, zgn. „over het ijs waterpassen". Naar mag worden aange
nomen zal de verspreiding van het Amsterdamsche Stadspeijl over ge
heel Holland, West-Friesland en gedeelten van andere provincies wel
daarin zijn eerste natuurlijke grond vinden.
In Nederland bestonden en bestaan tot op heden een groot aantal
peilen, die gebiedsgewijs als nulvlak dienst doen: Rottepeil, Delflands-
peil, Amstellandpeil, Fries Boezempeil enz. De behoefte aan het ge
bruik van een zelfde nulvlak tot ver buiten de lokale sfeer was een
natuurlijk gevolg van het gebruik van regelmatige peilschaalwaar
nemingen.
Hierbij moet wel onderscheid worden gemaakt tussen de ontelbare
peilschalen aan gemalen, sluizen, spui-inrichtingen, kanalen, bruggen,
havens, steigers, die soms onmisbaar zijn voor de bediening van kunst
werken of het dagelijks bedrij f van peilbeheersing of scheepvaart. Maar
de meeste van deze schalen blijven, na eenmaal op de gewenste hoogte
te zijn gesteld, veelal voor onbepaald lange tijd onaangeroerd. Geheel
anders is het gesteld met de peilschalen die dagelijks worden waar
genomen en betrekking hebben op de kennis van de hoofdrivieren, de
zeearmen en de kusten.
Ook in Nederland hadden vanouds alle peilschalen een eigen nul
puntshoogte en in Duitsland bv. is dit tot op heden nog het geval voor
alle rivierpeilschalen, zoals aan de Rijn en zijn zijrivieren. De meeste
der thans nog bestaande Nederlandse rivierpeilschalen, zoals te Lobith,
Nijmegen, Tiel, Arnhem, Doesburg en nog vele meer, bestonden reeds
omstreeks 1700 en misschien belangrijk eerder. Zij hadden in oor
sprong nulpunten, gelegen ter hoogte van een of andere bekende zeer