321 lage rivierafvoer. Dit nog steeds op de Duitse Rijn en zijrivieren geldende systeem heeft een paar sprekende voordelen, nl. dat ie. alle getallen klein zijn, 2e. geen negatieve cijfers voorkomen, 3e. de getallen gelijkwaardig en vergelijkbaar zijn. Doch de betreurenswaardige toestand van de grote rivieren in de 17e en 18e eeuw deed zoeken naar wegen en middelen om daarin ver betering te brengen. Zo ontwikkelt Cornelis Velsen in zijn „Rivier kundige Verhandeling", uitgegeven in 1749, verschillende grondbe ginselen ten dienste van een in het leven te roepen rivierbeheer, waar voor hij met goede argumenten en veel verve het pleit voert. Hij legt in zijn boek o.a. een lengteprofiel van de Waal over, strekkende van Emmerik via Nijmegen, Tiel, Bommel, Gorinchem, Hardinxvelt, Dordregt, Krimpen a. d. IJssel, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Maas-Sluys, Brielle tot de Noord-Zee. De hoogtemaat staat aange geven in Rhijnlandsche Voeten en de lengtemaat in Duytsche Mijlen, waarvan vijftien in een graad. Hoewel de genoemde peilschaalstations toen individuele nulpunten hadden, vermeldt Cornelis Velsen op de horizontale lijn waarop deze verhanglijnen zijn betrokken: „Amsterdamsche Peyl". Deze tekening bewijst, dat reeds vóór 1749 het A.P. langs de rivie ren was gelegd. Daar dit nimmer kan zijn geschied door waterpassing over de spiegel van kanalen e.d. moet dit zijn geschied met waterpas toestellen. Zou zulks door Cornelis Velsen zelf zijn verricht of geëntameerd, dan wel door tijdgenoten recentelijk zijn gedaan, dan had deze auteur daarvan in zijn boek allicht melding gemaakt. In ieder geval bewijst zijn tekening, dat de herleiding van de peilschaalaflezingen tot het A.P. toentertijd reeds mogelijk was. De door Cornelis Velsen als vanzelfsprekend toegepaste herleiding op A.P. schijnt zelfs voor deskundigen min of meer onopgemerkt te zijn gebleven. In 1770 wordt namelijk door de „Sociëteit te Nijmegen" het initiatief genomen de dagelijks waargenomen waterhoogten in de rivieren Rijn te Keulen, Maas te Grave, Waal te Nijmegen, Nederrijn te Arnhem en IJssel te Doesburg „op eenen vastenvoet te etablissee- ren". De desbetreffende publikatie is de eerste twee jaar nog geschre ven, doch wordt vanaf 1772 gedrukt. In het voorbericht van de uit gave 1772 wordt door Hendrik Lotsy, Lieutenand Colonel van het Regiment Mineurs, en Capitein Ingenieur ten dienste dezer Landen" opgemerkt: Het zoude my een groot vermaak zyn, in voldoeninge aan het verlangen veeier Liefhebberen, dit Werk te konnen verbeteren, met het verfchil der hoogte met betrekking tot de onderfcheidene Peil-Paaien op te geven; maar tot my leedwezen, bevinde dat befschouwend gedeelte der Vaderlandje Rivier-kunde geheel on volledig: Immers zo veel my bekend is, zyn 'er noit naauwkeurige

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 129