322 algemeene Meetkundige Waterpaffingen tuffchen de onderfcheidene Peil-Paalen gefchied, dan alleen die tuffchen Arnhem en Nymegen in 1751. door wylen den Profeffor Lulofs, volgens welke Water- pacing de Peil-Paal van Arnhem 2. vt. io3/4 duim hoger zoude ftaan dan de Peil-Paal te Nymegen. Plet ware te wenfchen, dat zulks eenmaal konde werden te werk gesteld: Maar 'tzelve door een byzonder perfoon niet wel doenlyk zynde, zo kan zulks van het gezag der Plooge Overigheid alleen verwagt werden. Die Peil-Paalen nu, waar na de dagelykfe Aantekeningen der Peils-hóogtens gefchieden, hoofdzakelijk gefteld zynde, om een zogefegd middelbaar water daar door te bepalen, ter besliffing van gefchillen, die over de be vaarbaarheid der Rivieren, den eigendom van opkomende en aan- waffende gronden, aangelegde Kribwerken, en foortgelyken, zou den konnen ontftaan; zo diend omtrent dezelve verder aangemerkt te werden, dat ze allen met O. beginnen, en in de telling zo verre opklimmen, dat daar door aangewefen werd het hoogfte water, 'tgeene zig ooit aan zodanige plaats bevonden heeft, immers voor- zo verre de geheugeniffe gaat; na welke aanwyzinge dan ook Ri- vier-Dyken, tot keeringe des waters, behoren en plegen gehoogd te werden. En diend mede niet vergeten, dat geene der oude Peil-Paalen, het zy op bevel der Overigheid, het zy door by- zondere Lieden gefteld, immers zo veel my bewuft is, ingerigt zyn, zelfs niet op eene zelve Rivier, na eene vafte gegevene Horizontale Lyn, maar van de vroegfte tyden zyn gefteld ge worden, op elke onderfcheidene plaats, of na het algemene oog merk 't welk door de Peil-paalen werd bedoeld, of na de byfon- dere infigten die men zig daar by voorftelde; en by gevolg dat dezelve, over 't geheel genomen, willekeurig gefteld zyn. Plier in 1772, wordt dus, zonder verwijzing naar het werk van Cornelis Velsen, gesteld, dat het wenselijk is de peilschalen op een horizontaal vlak te brengen. Belangrijk is, dat de heer Lotsy er op wijst, dat „zulks van het gezag der Hooge Overigheid alleen verwagt kan werden". Aan de blijkbaar verder gegroeide inzichten en behoeften wordt vol daan in 1813. In zijn boek „Verzameling van hydrografische en topografische waarnemingen in Holland", uitgegeven in 1813, vermeldt de oud minister van oorlog Generaal C. R. T. Krayenhoff, dat hij van de overheid de reeds door Lotsy bepleite opdracht ontving. In het voor woord heet het: "Eene zeer belangrijke commissie met de verbetering van den "staat der Hoofd-Rivieren van Holland in het naauwste verband "staande, heeft mij in de noodzakelijkheid gebragt, alle de Registers "der waterpassingen, sedert den jare 1795 rneerendeels door mij 1) opdracht.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 130