324 den elke twee jaar door waterpassing vergeleken met de daar voor aangewezen verkenmerken. Bij tussentijdse vernieuwingen wordt ook de laatste hoogte van de oude peilschaal gewaterpast. Na het aanbrengen van de nieuwe op de aangegeven hoogte, vindt onveranderlijk nog een controlewaterpassing plaats. De nieuwste typen van vaste schalen zijn voorzien van een verstel- mogelijkheid in de kop. Zij kunnen op elk gewenst moment op de mm nauwkeurig worden ingesteld. Oudere schalen, die zulk een in- stelinrichting nog niet hebben, worden pas versteld wanneer de afwij king van de juiste stand meer dan 2 cm bedraagt. De ervaring met deze controle heeft uitgewezen, dat slechts weinig vaste peilschalen werkelijk standvastig zijn. Oorzaken van het verloop van het nulpunt zijn aanvaringen, afnemen en verplaatsen (bv. voor onderhoud), opvriezen, zakkingen, zettingen, bodemdaling, scheef- komen, e.d. Het resultaat van deze verificaties is als volgt: van 80 der gewaterpaste peilschalen is de afwijking kleiner dan 20 mm; van de overige 20 zijn de afwijkingen gemiddeld 4 cm. Daarbij zijn inbegrepen de afwijkingen van provisorisch afgestelde schalen. Deze getallen houden in, dat elke schaal gemiddeld éénmaal per 10 jaar afwijkt van de juiste stand en dat die afwijking dan gemiddeld 4 cm bedraagt. De voornaamste afwijkingen komen voor na winters met zware ijsbezetting en in gebieden die in hun geheel aan relatief krachtige bodemdaling of bodemzetting zijn onderworpen. Het controleprogramma wordt met overleg samengesteld. Steeds wordt voorrang verleend aan de controle van peilschalen waarmede een onregelmatigheid is geconstateerd, die verdacht is of waarmede iets is gebeurd. Alle overige volgen in een vaste tweejaarlijkse rond gang. Een geheel onverwacht ingeslopen fout zal dan gemiddeld toch nog één jaar in de peilschaal blijven zitten. Zulke gevallen vormen een kleine minderheid. Toch doen deze cijfers uitkomen, dat een vrij intensieve bewakingsdienst geen overbodige luxe is. In deze hoofd cyclus zijn ruim 200 rijkspeilschalen opgenomen, waarvan 80 registre rend. Bij de Nederlandse peilschalen varieert het meetgebied van 8 tot 12 m. Zelden kan dit in één lengte verticaal worden opgesteld. De gewone en controleschalen bestaan dan ook meestal uit drie, vier, soms vijf delen, verspreid opgesteld langs een talud, een glooiing, hoge en lage delen van kunstwerken enz. Al deze delen moeten uiter aard individueel worden aangemeten. Worden onverwachte afwijkingen gevonden, dan worden de ge bruikte verkenmerken aangemeten aan andere in de omgeving. Dit leidt veelvuldig tot het op het spoor komen van verstoorde merken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 136