De Meetkundige dienst en de ruilverkaveling
328
HOOFDSTUK III
J. J. GORTER,
ingenieur-verificateur van het Kadaster, hoofd van de Ruilverkavelingsdienst
Het schrijven van een artikel over de werkzaamheden van de Meet
kundige dienst ten behoeve van de ruilverkaveling betekent voorna
melijk het geven van een verhandeling over luchtkaartering, want het
is op dit gebied, dat de Meetkundige dienst werd ingeschakeld.
Tot 1938 hadden wij er nog nooit over nagedacht, dat de fotogram-
metrie een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren voor de vergroting
van de capaciteit van de kadastrale ruilverkavelingsdienst. We zagen
ook nog niet in, dat bij toepassing van luchtkaartering de tijdsduur van
een ruilverkaveling in vele gevallen aanmerkelijk bekort zou kunnen
worden, wat toch van groot belang is.
Verwonderlijk is dat intussen niet.
De gehele ruilverkavelingsdienst omvatte toen de drie nog kleine
bureaus te Zwolle, Arnhem en Nijmegen, met een gezamenlijke be
zetting van nog geen 20 man. De ruilverkavelingen kwamen druppels
gewijze binnen, zodat er meermalen hiaten kwamen, die opgevuld
moesten worden door assistentie aan de gewone dienst. De blokken
waren meestal van kleine omvang en betroffen veelal gebieden waar
de oude indeling bijna geheel verdween en de meting zich hoofdzake
lijk kon beperken tot de begrenzing, de uit te zetten nieuwe wegen en
waterlopen en enig blijvend „binnenwerk".
De kavelgrenzen werden berekend op de uit die meting samenge
stelde nauwkeurige kaarten (werkplans 2) en daarna in het raam van
de langs de wegen en waterlopen gelegde meetkundige grondslag op
het terrein uitgezet, waarmede dan alle gegevens voor de inbezit
neming en de kadastrale toepassing verkregen waren. De wettelijke
procedure was gemakkelijk bij te houden. De gehele tijdsduur bedroeg
in den regel niet meer dan twee, hoogstens drie jaren.
Wel had in een paar gevallen luchtkaartering plaats gevonden ten
behoeve van hermeting, maar dit betrof zeer bijzondere objecten,
zoals het plassengebied van Loosdrecht. Uiteraard hadden we daarvan
met de nodige belangstelling kennis genomen en zag een ieder de voor
delen van de daar gevolgde werkwijze, maar meer zagen we voorlopig
voor kadastraal gebruik toch niet in de in landmeetkundige kringen
nog niet levende fotogrammetrie.
Het leek er meer op, dat de „klassieke" werkwijze voor de ruilver
kaveling de aangewezene zou blijven.
In 1938 veranderde er iets. De ruilverkaveling kwam sedert de op
richting in 1935 van de Cultuurtechnische dienst meer in de belang
stelling, ook van het met de zaken van landbouw belaste ministerie,
hetgeen resulteerde in de nieuwe ruilverkavelingswet van 1938, die de
ruilverkaveling veel aantrekkelijker maakte. De aanvragen kwamen in