219 en ook beter werk kan worden geleverd, wanneer in dit opzicht meerdere centralisatie dan tegenwoordig het geval is, zal plaats vinden. Nu maakt bij mij ook een punt van overweging uit langs welke weg er kan worden medegewerkt, opdat zekerheid worde verschaft, dat aan Uw bureau geregeld werk wordt opgedragen, indien de Algemene Dienst meer dan tot dusver het geval is, de dienst zal zijn, waar bedoelde gelijksoortige belangen zullen worden ge concentreerd. Mag ik nu Uw oordeel vernemen over de inhoud van bijgaand schrijven, maar bijzonder van de daarin opgenomen vraagpunten, omdat ik ook Uw Bureau daarbij ter sprake breng (punt 5); het is mogelijk, dat U het meer verkieselijk acht, niet in deze bijzonder heden te treden, aangezien het volgen van een nieuwe richting bij alle belanghebbenden niet altijd de gewenste instemming zal vinden. Deze enquête beschouw ik als de eerste poging die door de h.i.d. yan de Algemene dienst over het gehele front van de Rijkswaterstaat is gedaan om de gedachte van specialisatie en centralisatie van land meetkundig werk en beheer van instrumenten aan de orde te stellen. De heer Stoel heeft de antwoorden mede in handen van de onder getekende gesteld, die deze heeft bewerkt tot een voordracht voor de vergadering van h.i.d.'s onder voorzitterschap van de toenmalige in specteur-generaal van de Rijkswaterstaat, Ir. G. Rooseboom. In de inleiding van het manuscript lees ik het volgende: In het algemeen kan men constateren, dat men in deze enquête een eerste poging tot centralisatie heeft gezien. En dan blijkt duidelijk, dat de Rijkswaterstaat tegenover centralisatie op dit gebied een afwijzende houding aanneemt. Men is bevreesd, dat gecentraliseerd beheer der instrumenten aanleiding geeft tot lang wachten en een stroeve gang van zaken. Een gecentraliseerde meetdienst wordt alleen aanbevolen voor zeer grote werken en men vreest in het algemeen hogere reis- en verblijfkosten van ambtenaren, die van elders betrokken moeten worden. Als derde algemeen punt valt op te merken, dat men blijkbaar de metingen bij voorkeur opdraagt aan buitengewoon-opzichters, dat technisch-ambtenaren zelden en ingenieurs bij zeer hoge uitzondering bij metingen te werk worden gesteld. In een kritische beschouwing over het bovenstaande wordt door mij opgemerkt, dat de Algemene dienst zelf schuldig staat aan de vrees voor centralisatie. Immers, het tot op dat moment bestaande gecen traliseerde instrumentenbeheer was ontaard in het uitlenen van de beschikbare voorraad reeds toen zeer verouderde instrumenten, zon der dat de Algemene dienst ooit tot aanvulling en vervanging door nieuwe typen was overgegaan. In deze verhandeling zijn de centralisatie van het beheer van instru menten en van metingen afzonderlijk behandeld. Als bezwaren tegen de centralisatie golden toen zeer sterk de volgende overwegingen:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 15