1
223
lagere opleiding leverde de aansluiting op de Rijksdriehoeksmeting de
meest afdoende controle op de kwaliteit van de uitgevoerde metingen
en op de nauwkeurigheid van de meetkundige grondslag.
Een belangrijke stap voorwaarts in de richting van de toekomstige
organisatie, benevens van de latere werkwijze, kon tijdens dit werk
worden gezet door de samenwerking met de heer J. G. Fortuin toen
andmeter van het Kadaster te Hoorn. Het succes van de op dit werk
ontwikkelde methode van samenwerken met het Kadaster is aan de
toewijding en het inzicht van Fortuin te danken, die daarmee een
wezenlijke bijdrage tot de verdere ontwikkeling heeft geleverd. Aan
vankelijk alleen de verkenning van de meetkundige grondslag, doch
later de kadastrale bewerking van de door het Geodetisch Bureau
geconstrueerde plans vormden tezamen de belangrijke bijdrage van
de heer Fortuin tot het welslagen van deze metingsopdracht. Bij dit
werk werd voor de eerste keer de mogelijkheid geschapen aan de
hand van de geïdentificeerde kadastrale perceelsgrenzen, aangeduid
op de grondplans, direct de definitieve grootte van de aan te kopen
of te onteigenen percelen vast te stellen. Zowel voor Fortuin als voor
de ondergetekende is de meting van Rijksweg 7 de leerschool geweest
waaruit de vormgeving van de latere samenwerking van de Meet
kundige dienst met het Kadaster te voorschijn is gekomen.
Intussen zijn ook door de uitvoering van dit werk de gedachten
verder in de richting van de schepping van een centrale meetdienst
gestimuleerd. Deze zijn trouwens, na hetgeen hierboven is vermeld
omtrent de gedachtenwisseling van 1924 tussen Ir. Stoel en de onder
tekende, nooit meer geheel naar de achtergrond verschoven. De
aanleiding tot herhaald initiatief te dier zake was intussen telkens ver-
schillend.
Zo werd op 21 maart 1927 door Ir. Stoel met medewerking van de
oenmalige directeur van de militaire verkenningen, kapt. Brückel
een nota ingediend bij de Rijkscommissie voor Graadmeting en Water
passing over de toepassing van de resultaten der Rijksdriehoeksmeting
op de kadastrale kaart, zulks met het oog op een versnelde herziening
van de stafkaart, waar Waterstaat belang bij had m.h.o. op de ver
vaardiging van de Waterstaatskaart. Er werd aan de Commissie ver
zocht bij de Ministers van Financiën en Oorlog aan te dringen op
meer samenwerking tussen de met opmetingen belaste administraties
onder toepassing van de Rijksdriehoeksmeting. Naar aanleiding van
een discussie in de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing
inzake het gebruik, dat ten dienste van de rivierkaart werd gemaakt
van de uitkomsten van de primaire en secundaire driehoeksmeting
was aan de dienst van de Militaire verkenningen het minuutblad schaal
T; 5°°° Westervoort-Rheden van de rivierkaart ter beschikking ge-
s eld. De samenwerking van de Militaire verkenningen met de Alge
mene dienst beoogde in dit geval „gebruik te kunnen maken van de
door driehoeksmeting verkregen nauwkeurige gegevens omtrent het
juiste beloop van de rivieren en daardoor tevens te voorkomen, dat
door twee onafhankelijk van elkaar werkende waarnemers een zelfde