229 laatste tijd een opvatting te zien gegeven, welke gedachtenwisseling in de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing onnodig doet achten. Op grond van vorenstaande overwegingen heb ik de eer U Hoog- edelgeleerde beleefd mede te delen, dat mijn verzoek van 20 novem ber 1929 wordt teruggenomen en moge ik gelijktijdig verzoeken de behandeling van mijn brief van 21 maart 1927 nr. 522 van de agenda af te voeren. Het lid W. F. Stoel. Het is duidelijk dat het rondom 1930 concretiseren van de gedachte een centrale meetdienst bij de Waterstaat te stichten de oorzaak was, dat Ir. Stoel er na drie jaar van strubbelingen geen heil meer in zag naar de verwerkelijking van verder reikende plannen te streven. Wat was er in die drie jaar alzo geschied? In de eerste plaats zij vermeld een nieuwe nota van de schrijver dezes, gedateerd 15 december 1928 onder de titel „De stichting van een Nederlandse maatschappij van landmeetkunde en fotogrammetrie", in welker inleiding wordt gezegd: „Zoals reeds in 1927 door ondergetekende werd uiteengezet in een nota gericht tot Prof. ir. H. J. Heuvelink en Ir. W. F. Stoel, kan het ogenblik niet ver meer af zijn, waarop men tot de regel matige toepassing der fotogrammetrie in Nederland zal overgaan." Ondanks dit vertrouwen maant de schrijver tot de nodige voorzich tigheid. Er wordt opgemerkt, dat de ervaring leert, dat alleen bij een goede opzet juiste resultaten zullen kunnen worden verkregen. „Men zal uit een landmeetkundig oogpunt de eisen voor de kaarten hebben te formuleren, teneinde aan de hand daarvan na te gaan op welke schaal zal moeten worden gefotografeerd, op welke wijze men zich de geodetische gegevens zal verschaffen en waaruit deze hebben te bestaan." Er wordt dan ook opgemerkt, „dat men overal de neiging ziet het fotogrammetrisch werk te doen uitvoeren door speciale dien sten of afzonderlijke afdelingen hierin, die zich daarbij stellen onder geodetische leiding". Als consequentie van deze ontwikkeling wordt gesteld, dat de fotogrammetrie als onderdeel van de geodesie zeker tot het arbeidsveld en de competentie behoort van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing. Als wetenschappelijk college van advies voor de regering zal deze Commissie ook de vraagstukken kun nen bezien, die samenhangen met de toepassing van de luchtfotogram- metrie in ons land. Het spreekt vanzelf, dat dan verder in deze nota een pleidooi wordt geleverd voor centralisatie van dit werk. De motieven hiervan zijn tweeledig: enerzijds de hoge kosten van investering en in de tweede plaats het gespecialiseerde personeel. Te dezer zake wordt gezegd: „dat men hiervoor slechts intellectuelen met een bepaalde scholing kan gebruiken. Dit geldt in hoofdzaak voor personen die de auto matische kaarteringsmachines bedienen, die op stereoscopie berus ten. Het mag misschien als nadeel van deze werkwijze gelden, doch

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 25