232 betreft als de uit een geodetisch oogpunt te stellen eisen die van de rivierkaarten overtreffen. Behalve de directe voordelen ten bate van het rijkswegenplan, zullen ook andere belangen door de metingen van dit plan kunnen worden gediend. Hiervoor is de kans het grootst en zullen ook de beste waarborgen worden verkregen als vorenbedoelde metingen centraal worden verricht en geleid door de diensttak die deze me tingen als hoofdzaak heeft en de daaraan te stellen mathematische eisen kent. Verder wordt in deze nota door Ir. Stoel gewezen op de vervaar diging van de chromotopografische kaart i: 25.000 door het aan elkaar passen van kadastrale bladen en hij legt het verband daarvan met de mogelijkheid door middel van de uitgebreide metingen t.b.v. het rijks wegenplan een meetkundig verband tussen die kadastrale bladen te construeren, die door de wegen worden gesneden. Dit verband zou dan bij de samenstelling van de topografische kaart van nut kunnen zijn. Het spreekt vanzelf, dat dit argument vandaag van geen enkele betekenis meer is, doch het hield kennelijk verband met het oorspronke lijk uitgangspunt van deze gehele discussie, nl. die over het gebruik van de coördinaten van de Rijksdriehoeksmeting. Verder wordt er op gewezen, dat het stichten van een centrale meetdienst voor de Rijkswaterstaat de gelegenheid zou bieden een algemeen archief van landmeetkundige gegevens en kaarten te orga niseren en de uitvoering van min of meer kostbare metingen die voor andere diensten nodig zijn, te vereenvoudigen. Verder zegt Ir. Stoel: Volledigheidshalve zij hierbij aangetekend, dat t.b.v. de hierbe- doelde metingen gedacht wordt aan een ruim gebruik van de lucht- fotogrammetrie. Het is duidelijk, dat de bestrijding der hoge aan- schaffingskosten voor de hulpmiddelen benodigd bij de toepassing der luchtfotogrammetrie alleen bij voldoende centralisatie op eco nomische wijze zal kunnen geschieden. Samenvattend wordt als taak van een centrale opmetingsdienst gesteld: a) een goed geodetisch verband in de metingen te onderhouden; b) zich op de hoogte te houden van de ontwikkeling der nieuwere werkmethoden, zowel wat betreft vlaktemeting als hoogtemeting; c) te voorzien in de opleiding van de aan deze dienst verbonden krachten beneden de rang van ingenieur; d) te zorgen dat elke medewerker een dagtaak heeft te verrichten en er op economische wijze gewerkt wordt; e) het voor zover gewenst publiceren van verkregen uitkomsten in de vaklitteratuur, opdat voldoende bekendheid worde gegeven aan gegadigden die meetwerk hebben te verrichten, dat voor een ieder geschoolde krachten beschikbaar kunnen worden gesteld; f) het beheer en onderhoud van deugdelijke inventaris,-fijne instru-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 28