243 werd echter gesteld, dat de medewerking van de Rijkswaterstaat aan de regelende taak van de commissie zou zijn op te schorten, totdat meer gepreciseerd zou zijn gebleken, welke deze taak zou zijn en welke de consequenties ervan zouden zijn voor de dienst van de Rijks waterstaat, terwijl bovendien alle besluiten en adviezen van de com missie niet door bemiddeling van de Generale Staf zouden worden ingezonden, doch regelrecht aan de Minister onder wiens Departement het orgaan ressorteert dat de metingen zou uitvoeren. Als derde punt werd gesteld, dat de leden vrij zullen moeten zijn hun gevoelen, indien dit van dat der meerderheid mocht afwijken, in een afzonderlijke nota aan de betrokken Minister kenbaar te maken. Het schijnt dat deze nota in de eerste plaats bij de Directie, doch ook op het Ministerie van Waterstaat de door Ir. Stoel gewenste aan dacht heeft verkregen. In het bijzonder willen wij echter ook wijzen op de aanstelling omstreeks deze tijd in 1930 van Ir. J. A. Ringers tot directeur-generaal van de Rijkswaterstaat. Aan deze voortvarende ingenieur in de eerste plaats is het toe te schrijven, dat de gedachte van een centrale landmeetkundige dienst ook bij de hoogste leiding van de Waterstaat ondersteuning vond. Ook echter de besprekingen tussen Ir. Stoel en de heren Ir. P. H. A. Rosenwald, loco-Secretaris- Generaal en de heer P. J. P. van der Steur, op het Ministerie van Waterstaat in het voorjaar van 1930 hebben zonder enige twijfel de betekenis van een centrale landmeetkundige dienst voor de Rijkswater staat onder de aandacht van het beslissende orgaan gebracht. Zo tref ik in mijn archief een nota aan van 4 maart 1930 als samenvatting van een bespreking met de genoemde heren op het departement, waarin de argumenten voor een centrale meetdienst voor de Rijks waterstaat nog eens uitvoerig zijn uiteengezet en waarbij de werk zaamheden zijn uitgestippeld zoals die zich later hebben ontwikkeld. De conclusies van dit memorandum luiden als volgt: Men brenge het landmeetkundig en cartografisch werk van de Algemene dienst van de Rijkswaterstaat met de metingen t.b.v. wegen- en kanalenplannen e.d. in één centrale meetdienst onder. Bij de hulpmiddelen over welke deze dienst beschikt, worde o.a. een installatie voor de verwerking van luchtopnamen gevoegd. De dienst kan ressorteren, hetzij onder een h.i.d. belast met de Algemene dienst, hetzij direct onder de directeur-generaal van de Rij kswaterstaat. De dagelijkse technische leiding worde toevertrouwd aan een in genieur tevens specialist op dit gebied. Aan deze dienst worde een geodetisch laboratorium verbonden, dat met de gehele fotogram- metrische afdeling gehuisvest zou kunnen worden in het gebouw voor Geodesie van de Technische Hogeschool, waarvan de boven verdieping beschikbaar is. De directe leiding van dit gedeelte, zowel als de wetenschappelijke leiding van de gehele centrale meetdienst zou kunnen worden op gedragen aan de Hoogleraar in het landmeten en waterpassen aan de Technische Hogeschool.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 39