254
de raakpunten, bij ieder bijzonder geval, accentueert in een kader
van algemene toepassing."
De regeling van augustus 1932 was bedoeld als een proef. Zij was
voor een belangrijk gedeelte gebaseerd op de ervaringen, opgedaan
op Rijksweg 7, en de wijze van kadastrale behandeling, zoals die door
de heer Fortuin in Hoorn was ontwikkeld. Deze regeling ging niet
in allerlei details en evenmin werd deze voor alle waterstaatswerken
bindend voorgeschreven. Belangrijk was in ieder geval, dat de be
moeiing van de landmeter van het Kadaster reeds bij het eerste begin
van een opmeting -verlangd werd en dat de meetkundige grondslag
zou moeten voldoen aan de eisen, die door de latere kadastrale be
handeling werden gesteld.
Dat deze regeling niet dwingend was voorgeschreven, had ten ge
volge, dat aanvankelijk een belangrijk aantal van de arrondissements
ingenieurs er de voorkeur aan gaven op de oude wijze door te gaan.
Het was er nog verre van, dat de Rijkswaterstaat algemeen overtuigd
was van de voordelen die de nieuwe behandelwijze bood. Van de kant
van de Meetkundige dienst moet dit achteraf misschien als een voor
deel worden beschouwd. Wij hadden nu de mogelijkheid de dienst
geleidelijk te ontwikkelen en ook de samenwerking met het Kadaster
te concentreren op enkele grote werken, waarvoor van kadastrale zijde
bijzondere maatregelen konden worden genomen. Dat is in het bij
zonder gunstig geweest in Utrecht, waar de heer Zijlstra als ingenieur
verificateur van het Kadaster volledige en op overtuiging berustende
medewerking gaf. Hij was het die het initiatief nam tot de buiten
gewoon gelukkige maatregel tot vestiging van een speciaal kadaster
bureau „Samenwerking Waterstaat" aan de Trans in Utrecht onder
leiding van de toenmalige landmeter van het Kadaster, thans ingenieur
verificateur, de heer J. H. Sanders. De heer Sanders heeft zich voor
de ontwikkeling van deze samenwerking bijzonder grote verdiensten
verworven. Het moge hier in het bijzonder worden vermeld, dat de
metingen in feite werden verricht door personeel dat in die dagen
in de kadastrale wereld als landmeetkundig onvolwaardig werd be
schouwd. De heer Sanders heeft de kunst verstaan, in plaats van
tegenover deze opzet een afwijzende houding aan te nemen, zodanig
bij te dragen tot scholing en opvoeding van een vrij grote groep van
landmeetkundig-ambtenaren bij de meting van het Amsterdam-Rijn
kanaal, dat men gerust mag zeggen, dat de heer Sanders niet alleen
de achting heeft verworven van de landmeetkundig-ambtenaren die
op zijn aanwijzingen moesten werken, doch dat hij zovelen zijn invloed
heeft doen ondergaan, dat het bureau Samenwerking in Utrecht op
vrij dominerende wijze de stijl van werken in de Meetkundige dienst
heeft beïnvloed. Op deze wijze heeft dat bureau, en de heer Sanders
in het bijzonder, invloed uitgeoefend op de landmeetkunde in de tech
nische sfeer en daarmee een taak verricht, die uiterst nuttig is ge
bleken en die door een kadaster dat deuren en vensters gesloten hield
ter verdediging van een monopolistische positie, nooit zou kunnen
zijn verricht.