261
adjunct-hoofdingenieur de heer J. G. Fortuin, zullen het ongetwijfeld
aanvaardbaar maken, dat diens aanstellingsdatum wordt beschouwd
als het geschikte ogenblik voor herdenking van het jubileum.
Zoals de titel van deze bijdrage aangeeft, heeft zij ten doel een be
schrijving te geven van hetgeen in 25 jaar gegroeid is uit de spruit
van de „mariage de raison" tussen overheidsdienst en particulier
bureau.
Het eerste wat daarbij kan worden vastgesteld is, dat deze spruit
het einde van haar groeiperiode nog niet schijnt te hebben bereikt en,
voor zover men al van het stadium van volwassene kan spreken, dit
toch nog maar nauwelijks bereikt kan zijn. Hierbij valt vooral de
snelle groei van de laatste jaren op, een groei waarvoor verschillende
oorzaken zijn aan te geven.
De sedert enige tijd heersende hoogconjunctuur heeft tot gevolg,
dat in versneld tempo moet worden gewerkt aan de bouw, verbetering
en vernieuwing van de rijkswegen, van kanalen, tunnels, bruggen,
enz. De stormramp van februari 1953 heeft geleid tot de conceptie
van het deltaplan, een gigantisch werk dat, hoewel het zich in hoofd
zaak nog in een stadium van voorbereiding bevindt, reeds thans een
aantal problemen heeft opgeworpen (bodemdaling, golfmeting enz.)
aan welker oplossing de Meetkundige dienst zijn aandeel moet leveren.
De als gevolg van de bevolkingstoename groeiende landhonger heeft
stimulerend gewerkt op het tempo van de landaanwinning en van de
verbetering van landbouwgronden.
Behalve deze invloeden van buitenaf, die hoofdzakelijk bepalend
zijn voor de omvang van het te verrichten werk, kan geconstateerd
worden, dat de wijze waarop dit werk wordt en zal worden uitgevoerd,
zich eveneens nog in een stadium van ontwikkeling bevindt. Voor
beelden hiervan laten zich gemakkelijk vinden. Nieuwere inzichten in
de waarnemingsrekening hebben geleid tot nieuwe gezichtspunten voor
het ontwerpen en meten van meetkundige grondslagen, waardoor ver
wacht mag worden dat ofwel een grotere nauwkeurigheid, ofwel een
grotere economie bij de uitvoering kan worden bereikt. Verbeteringen
van het instrumentarium, bv. op het gebied van waterpas- en lucht-
kaarteringsinstrumenten, maken het bij voortduring noodzakelijk te
overwegen of en in hoeverre de bij de dienst gebruikelijke methoden
moeten en kunnen worden verbeterd. De snelle ontwikkeling van de
reproductietechniek en het beschikbaar komen van nieuwe tekenmate
rialen (plastics) dwingen eveneens tot het overwegen van modernise
ring van werkwijzen. Al met al kan van stabilisatie hoogstens tijdelijk
worden gesproken en, hoewel in het bewustzijn dat het onjuist is, het
nieuwe alléén om het nieuw zijn te accepteren, wordt toch een actief
deelnemen aan de ontwikkeling van het vak zoveel mogelijk nage
streefd ter verhoging van de economie in het werk.
Dat in zo hoge mate aandacht aan de economie wordt besteed, wel
licht meer dan bij vele andere overheidsdiensten gebruikelijk is, is een
onvermijdelijk gevolg van de plaats die de Meetkundige dienst in de
Rijkswaterstaatsorganisatie inneemt en van de taak die hem daarin is