263 efficiëntie en produktiviteit is derhalve niet alleen een gevolg van een regelmatige confrontatie met de kosten van het werk, doch tevens een zaak van welbegrepen eigenbelang van het personeel van de dienst. De bovengenoemde oorzaken, die tot gevolg hebben dat niet van een stabiele toestand bij de dienst gesproken kan worden, hebben één ding gemeen, nl. dat zij als het ware van buiten af werkzaam zijn en daardoor de ontwikkeling in een bepaalde richting sturen. Zij hebben echter tevens tot gevolg, dat de interne organisatie van het werk herhaaldelijk op een zware proef wordt gesteld en dat een soepele aanpassing van de produktie aan plotseling gewijzigde omstandigheden hoge eisen stelt aan het personeel van hoog tot laag. Dat het tot heden meestal gelukt is op redelijke wijze aan deze eisen te voldoen, is groten deels te danken aan de bereidheid van het personeel om aan te pakken, zich te schikken in een soms geïmproviseerde organisatie en zich ge durende kortere of langere perioden niets aan te trekken van be staande normen vóór werktijden en produktie. Toch is uit deze, gelukkig niet te vaak voorkomende, stunts ook wel gebleken in welke opzichten de bestaande organisatie zwakke punten vertoonde en nog vertoont en ook deze erkenning geeft er aanleiding toe naar wijzigingen te streven, waarvan verwacht mag worden,, dat zij verbeteringen zullen zijn. Hierbij zijn echter nog grotere moeilijkheden te overwinnen dan in het eerst genoemde geval, daar de veranderingen ten dele veel dieper ingrijpen in de directe belangen van het personeel. Ter illustratie hiervan zij gewezen op het probleem van de speciali satie van opleiding en taak van de ambtenaren. Reeds van de oprich ting van de dienst af is bij het tewerkstellen van het personeel een zekere specialisatie ontstaan. Al na enkele jaren heeft zich een duidelijke scheiding voltrokken tussen het terrein- en het bureaupersoneel, waar bij het laatste in hoofdzaak uit tekenaars bestond. Bij de schoksgewijze uitbreidingen van de dienst en het sterkst bij de grote uitbreiding die zich na 1953 heeft voltrokken, is noodgedwongen met deze specialisa tie verder gegaan. De omstandigheid dat de personeelsgroei één of meer fasen achter liep bij de groei van het werkprogramma, iets wat m een ambtelijke dienst onvermijdelijk schijnt te zijn, eiste, dat de nieuwelingen zo snel mogelijk in de produktie moesten worden inge schakeld. Een voor de hand liggende methode hiervoor is het toe passen van een ver doorgevoerde werkverdeling, het begin dus van een „lopende band" systeem. Deze methode werd inderdaad, hoewel niet tot in haar uiterste consequentie, toegepast en had tot gevolg dat van een allround opleiding nauwelijks sprake was. Het zal duidelijk zijn, dat hieruit voor de dienst het grote nadeel voortvloeit van een hoge mate van verstarring en een praktische onmogelijkheid om, zonder aanvullende opleiding van een groot percentage ambtenaren, van de ene soort werk op een andere over te schakelen. Voor de betrokken ambtenaren is de situatie evenmin gunstig, daar de beperktheid van hun taak uitermate remmend werkt op de promo tiemogelijkheden en de animo voor het werk door gebrek aan af-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 59