290
„samenwerking aan één landmeter opgedragen. Districtsgrenzen en
bureaugrenzen speelden geen rol. Zelfs bij divisiegrenzen werd veelal
het hek geopend na overleg tussen de betrokken chefs. Het aantal
ministeriële opdrachten (toen het eerste schaap eenmaal over de dam
was, volgde een gehele kudde) en de omvang van die opdrachten
maakten het nodig, dat steeds meer personeel ingeschakeld moest
worden en dit leidde ten slotte tot de instelling van het bureau Samen
werking Waterstaat.
Een naam die vele jongeren nooit gehoord hebben en die veel
ouderen weinig zegt.
In de formatie van de kadastrale landmeetkundige dienst was dat
bureau een buitenbeentje, dat niet of slecht in de organisatie paste,
misschien nog het best te vergelijken met de later ingestelde bureaus
voor buitengewoon landmeetkundig werk, zij het ook, dat taak en
personeelsbezetting daarvan sterk afweken. Toen het bureau op volle
toeren draaide, bestond de bezetting uit vier landmeters en een tiental
tekenaars, waarvan éen belast met veldwerkzaamheden.
Ik geloof wel te mogen zeggen, dat Samenwerking Waterstaat in
zijn kortstondig bestaan een berg nuttig en nodig werk heeft verzet.
Er bestond een nagenoeg permanent en uitermate prettig contact tussen
Delft en Utrecht en ook de verschillende waterstaatsbureaus die met
de uitvoering van grote werken waren belast, wisten de weg naar
trans 14 te vinden. Dat die weg niet met tegenzin werd gevolgd,
wordt misschien het best geïllustreerd door het feit, dat in vele brie
ven aan Financiën, waarin voor verschillende werken en door ver
schillende instellingen samenwerking werd gevraagd, tegelijk het ver
zoek werd kenbaar gemaakt, de uitvoering zo mogelijk op te dragen
aan het bureau Samenwerking Waterstaat. Ook na zoveel jaren be
schouw ik dit altijd nog als een compliment aan het adres van die toen
malige werkgemeenschap en eigenlijk meer nog als een stilzwijgende
erkenning, dat Zijlstra de zaak goed bekeek toen hij in die tijd centra
liseerde. Doordat de volledige capaciteit van het bureau zo nodig op
één enkel bedreigd punt kon worden ingezet, onstonden mogelijkheden,
die buitengesloten zouden zijn geweest als „ijzeren gordijnen" bureaus
en districten hadden omsloten, terwijl het bovendien voor het buiten-
personeel van de Meetkundige dienst een onmiskenbaar voordeel op
leverde, voor tal van grote werken één en hetzelfde contactadres te
hebben.
Dat het overigens ook hier precies zo was als bij die bekende
medaille, spreekt wel vanzelf en ik zal de laatste zijn die wil beweren,
dat alle van kadastrale zijde over het bureau uitgestorte kritiek onge
grond was. Een meermalen gehoord verwijt kwam hierop neer, dat de
archieven van de bureaus van de Landmeetkundige dienst werden ge
plunderd en voor een goed deel in Utrecht kwamen te berusten en
dat was voor de districtslandmeter natuurlijk hinderlijk en vervelend.
Kreeg hij een opdracht voor particulier werk, dan moesten meermalen
minuutplans, bijbladen en andere stukken worden opgevraagd en later
weer teruggezonden; bij de nummering werden moeilijkheden onder-