294 HOOFDSTUK II Ir. L. J. A. BERGANSIUS, Betekenis en nut van de Meetkundige dienst voor de Rijkswaterstaat voor zoveel de voorbereiding en aanleg van nieuwe wegen, de verbetering van bestaande wegen alsmede het beheer en onderhoud van de wegen betreft oud-hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat: Ten gevolge van de geleidelijke ontwikkeling van het verkeer met motorrijtuigen na 1920 deed zich de behoefte gevoelen aan verbetering van belangrijke bestaande wegen en aan uitbreiding van het wegennet met speciaal voor het snelverkeer geschikte nieuwe wegen. Een wettelijke regeling omtrent de financiering van de nodige wer ken en het treffen van verdere voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer te land kwam tot stand bij de wet van 30 december 1926 (Stbl. nr. 464), de zgn. Wegenbelastingwet. Op grond van deze wet (art. 33) werd in 1927 het eerste „Rijkswegenplan 1927" vastge steld, hetwelk na enkele herzieningen thans als „Rijkswegenplan 1948" nog van kracht is. In 1936 werd bij beschikking van de Minister van Waterstaat een meer beperkt net van de zgn. „autosnelwegen" vastgesteld. Het ligt voor de hand, dat voor het opmaken en uitwerken van plannen voor de aanleg van nieuwe wegen en wegverbeteringen moest kunnen worden beschikt over voldoende goede gegevens van het bij deze werken betrokken terrein. De daarvoor nodige meetkundige werk zaamheden werden destijds verricht door technisch personeel van de betrokken dienst van de Rijkswaterstaat ouder leiding van een inge nieur of technisch ambtenaar. Deze metingen werden vervolgens op het bureau van genoemde dienst in tekening gebracht op schaal 1:1000 voor de situaties, 1: 200 voor de dwarsprofielen en 1: 10000/200 voor de lengteprofielen. De metingen werden op het terrein vastgelegd aan daarop voorkomende of wel door de meetploeg aangebrachte vaste punten. Op witdrukken van calques, vervaardigd van de hierboven be doelde tekeningen, werd het plan van de aan te leggen Rijksweg met de te maken aansluitingspunten, kunstwerken e.d. ingetekend en nader uitgewerkt, waarna ook de grenzen van de voor de werken benodigde gronden konden worden bepaald. De as van de weg werd daarna op het terrein met „aspiketten" uitgezet, alsmede de toekomstige grens van Rijkseigendom met „R.G. palen". Voor de vaststelling van de juiste grootte van de aan te kopen of eventueel te onteigenen gronden werd het aan te kopen terrein in zijn geheel opnieuw door de dienst van het kadaster opgemeten. Met het bovenstaande is in korte trekken aangegeven de werkwijze,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 92