299 De Meetkundige dienst met betrekking tot aanleg en beheer van het Amsterdam-Rijnkanaal tigd, dat het werk van de Meetkundige dienst, zoals zich dit in de afgelopen 25 jaren heeft ontwikkeld, voor de dienst van de Rijks waterstaat van bijzonder groot nut en belang is geweest en dat deze werkzaamheden, mede wegens de steeds zo goede onderlinge verstand houding en samenwerking, de voortgang van de uitvoering van water staatswerken in hoge mate ten goede is gekomen. Ir. B. A. GELDERS, hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat in de directie Utrecht (arrondissement Utrecht) De wet tot aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal werd aangenomen op 27 maart 1931, dus op een tijdstip dat bijna samenviel met de oprichting van de Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat, welke dienst dan ook terstond bij de voorbereiding van dit werk werd inge schakeld. Dit kanaal, dat de verbinding vormt tussen Amsterdam en de Waal nabij Tiel, volgt tot Utrecht het tracé van het Merwedekanaal, dat daartoe moest worden verbreed; tussen Utrecht en Tiel moest een nieuw kanaal worden gegraven, dat even ten westen van Wijk bij Duurstede de Lek kruist. Bij Jutphaas bevindt zich een zijtak naar Vreeswijk, het zgn. Lekkanaal. Behalve diverse kleinere sluizen op punten waar het Amsterdam- Rijnkanaal bestaande vaarwegen kruist, zijn in het kanaal zelf grote sluizen gebouwd onder Wijk bij Duurstede, Ravenswaaij en Tiel en in het Lekkanaal bij Vreeswijk. De lengte van het kanaal bedraagt ca. 72 km. De door de M.D. verrichte werkzaamheden bij het traceren van het kanaal zijn zeer omvangrijk geweest. In voornoemde wet waren begin- en eindpunt alsmede enige tussengelegen punten genoemd. Ten behoeve van de studie voor het te kiezen tracé waren behalve de topo grafische kaarten op schaal 1: 25.000, kaarten nodig op schaal 1: 2500 en bij enkele markante punten kaarten op schaal 1:1.000. Met behulp van de kadastrale uittreksels op schaal 1: 2500 kon het voorlopige tracé worden opgemaakt. De Meetkundige dienst kreeg tot taak het volledig opmeten van een strook grond ter breedte van ca. 300 m en het in kaart brengen van de gegevens op schaal 1:1.000. Bij de te maken kunstwerken werd de breedte uit de aard der zaak groter gekozen. De meetkundige grondslag werd gevormd door een aantal snellius- punten op onderlinge afstanden van ca. 2 km. Tussen de snelliuspunten werden de andere punten van de grondslag bepaald door driehoeks- of veelhoeksmeting. Met behulp van de daarbij gemaakte veldwerken werden de grond kaarten op schaal 1: 1.000 gekaarteerd. In totaal zijn 124 grondkaarten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 97