372 „een goede verkenning het werk in aanzienlijke mate ten goede komt, zowel wat de waarde van de uitkomsten betreft als de vlotheid van meting", is het van uitermate groot belang, dat de man van de praktijk de weg wordt gewezen om dit onderdeel van het landmeetkundige werk systematisch te verrichten. In het bijzonder zal dit gelden voor zijn eerste praktische jaren; zijn intuïtie, mits ontwikkeld en gescherpt door toetsing aan de verkenningsresultaten volgens de voorschriften, zal, althans voor eenvoudige gevallen, allengs betrouwbaarder worden. Hoe voorzichtig men overigens met deze intuïtie moet zijn, blijkt uit haar misleidend karakter bij het op het oog beoordelen van driehoeks- netten wellicht toe te schrijven aan de neiging een driehoeksnet te vergelijken met een vakwerk, waarmede het echter principieel verschilt doordat niet, zoals bij dit laatste, de zijden doch de hoeken de opbou wende elementen zijn. Zeer juist wordt dan ook aangeraden een drie hoeksnet alleen in uiterste noodzaak toe te passen en bij voorkeur slanke driehoekskettingen en vooral veelhoeken te gebruiken. Van het korte hoofdstuk III dat gaat over metingen in partiële pun- tenvelden die niet zijn aangesloten op het Rijksdriehoeksnet, zij in het bijzonder en met grote instemming genoemd de opmerking, dat men de aansluiting van goede partiële puntenvelden aan elkaar en aan het Rijksdriehoeksnet niet zal uitstellen om te wachten op een hermeting gecombineerd met delimitatie. Het hoofdstuk IV behandelt de fundamentele meet- en rekenmetho den. Na introductie van enkele begrippen uit de langzamerhand onmis bare matrixrekening en na enige theorie over standaardellipsen worden voorschriften gegeven voor richtings- en hoekmeting, toepassing van excentrische en gebroken richtingen. In het bijzonder noteren we de aanbevolen maatregelen ter vermijding van fouten door laterale re fractie en veranderingen in de scherpstelling van de kijker. De for mules voor de stationsvereffening hadden mijns inziens zonder aflei ding kunnen worden gegeven. Voor de verschillende vormen van ge broken richtingen worden gewichtsformules gegeven. De voorkeur voor de eerstgenoemde vorm zou beter dan op de mogelijkheden van aanpassing aan het terrein welk motief wel geldt voor de tweede vorm gebaseerd kunnen worden op het feit, dat geen lengte metingen nodig zijn. De volgende paragraaf 6 over oriëntering op hemellichamen blijve hier om begrijpelijke redenen buiten bespreking. Paragraaf 7 begint met een voortreffelijke vergelijkende beschouwing over de nauwkeurigheid van directe en indirecte lengtemeting en geeft aanwijzingen voor de uitvoering van directe lengtemeting. Na een korte bespreking van de directe lengtemeting volgt in paragraaf 8 de be handeling van de indirecte lengtemeting, waarbij alleen methoden met horizontale baak worden beschouwd. Deze paragraaf munt uit door een rustige behandeling van de stof, waarbij de auteurs met beide voeten op de grond zijn blijven staan. Zeer juist was het in het ge deelte over de dubbelbeeldafstandsmeting het resultaat van de onder zoekingen van Prof. Kruidhof te verwerken. Waar betwijfeld wordt of de aanschaffing van automatische reducerende instrumenten voor

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 22