376 ligging van de foto's. In de tweede paragraaf over de toepassing wordt men geconfronteerd met de moeilijkheid van het probleem dat wel eens genoemd is: „van kaart tot foto". Een uitgewerkt voorbeeld had hier zeer verduidelijkend kunnen werken. Hoofdstuk VIII begint met een buitengewoon volledige en zeer in structieve paragraaf over opzet en controle van een detailmeting, waarna in paragraaf 2 enkele aanvullende nauwkeurigheidsbeschou wingen worden gegeven. Bijzonder interessante beschouwingen volgen dan in paragraaf 3 over realisatie van punten en lijnen en be trouwbaarheidscirkels en -stroken. Bij de toepassing van de gegeven formules is, zoals opgemerkt wordt, een grote moeilijkheid de vast stelling van getalwaarden voor de standaardafwijkingen der idealisatie en speling. Dit doet intussen niets af aan het feit, dat de beschou wingen in deze paragraaf inderdaad volkomen beantwoorden aan het doel, omschreven in de voetnoot op bladzijde 262: het verkrijgen van inzicht in het probleem van de realisatie. Waarmee niet gezegd wil zijn, dat een rechtstreekse toepassing in de praktijk in vele gevallen niet mogelijk zou zijn. Een vijftal leerzame voorbeelden laat zien hoe men te werk kan gaan. In het volgende hoofdstuk IX worden de kaartering en de grootte bepaling besproken. Op bladzijde 252 is reeds opgemerkt, dat in de handleiding niet wordt voorgestaan een uitsluitend cijferkadaster, noch een uitsluitend grafisch kadaster, waarin de kaart geheel de cijfers vervangt, maar een compromis, geschikt voor verschillende mogelijk heden. In overeenstemming hiermee wordt in de eerste paragraaf van hoofdstuk IX een schets gegeven van de belangrijke rol die de gra fische methode, in het bijzonder het werken met kaarteerbladen, kan spelen. De tweede paragraaf behandelt de numerieke, de grafische en de grafisch-numerieke methoden van groottebepaling, toegelicht met een drietal voorbeelden. Hoofdstuk X behandelt een onderwerp dat eigenlijk in geen enkele handleiding betreffende metingen, van welke aard dan ook, zou mogen ontbreken: de toetsing van meet- en rekenuitkomsten. In de inleiding worden de voornaamste begrippen geïntroduceerd met een vrij gecom pliceerd, maar toch goed leesbaar betoog. Didactisch zou het beter zijn geweest de definities van de toetsingsgrootheid te laten voorafgaan aan de beschouwing van de E-verdeling. Paragraaf 2 beschrijft de methode van toetsing met de waarde 0,05 als onbetrouwbaarheids drempel, op het betrekkelijk willekeurige waarvan terecht wordt ge wezen. Instructieve voorbeelden worden gegeven in paragraaf 3, waar bij de desbetreffende nomogrammen goede diensten bewijzen. De volgende paragraaf geeft een duidelijke beschouwing over betrouw- baarheidsgebieden en -intervallen. Paragraaf 4 ten slotte bevat inte ressante en nuttige beschouwingen over het onderscheidingsvermogen van toetsen, geïllustreerd met voorbeelden, waarvan in het bijzonder dat betreffende het snelliuspunt de aandacht verdient. De benamingen, fouten van de eerste resp. tweede soort, zijn wat kleurloos. Het laatste hoofdstuk geeft een nagenoeg alles omvattende toepas-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 26