377
Landmeetkundige instrumenten
sing van de beschouwingen, adviezen, regels en voorschriften van de
voorgaande hoofdstukken. Na enkele algemene opmerkingen in para
graaf i wordt in de volgende paragrafen een uitgebreide meetkundige
grondslag verkend: paragraaf 2 bevat een grondige analyse van een
in het gebied voorkomende oude grondslag en paragraaf 3 de ver
kenning van een nieuwe grondslag, bestaande uit snelliuspunten en
veelhoeken, voorzien van diverse bijzonderheden als gebroken rich
tingen, excentrische richtingen, korte zijden, knooppunten, astrono
mische oriënteringen, e.d. Als voorbeeld is deze zeer zorgvuldige
analyse en verkenning buitengewoon waardevol, maar het is goed,
dat de lezer enkele malen wordt gerustgesteld met de mededeling, dat
men in de praktijk gewoonlijk wel iets minder grondig te werk kan
gaan. Het hoofdstuk sluit met een paragraaf, waarin een driehoeksnet
gelegen op een der Waddeneilanden, wordt geanalyseerd. De voor dit
eenvoudige net van vijf driehoeken reeds zeer uitgebreide bereke
ningen resulteren in (relatieve) standaardellipsen voor de verschillen
de punten (-paren), die gelden na toepassing van verschillende metho
den van aansluiting: gelijkvormig aan twee punten, „streng", con
form en affien aan drie punten. De relatieve nauwkeurigheid in het
net blijkt niet geheel bevredigend te zijn, hetgeen in de gegeven om
standigheden nauwelijks te vermijden is, maar het is duidelijk, dat,
zoals terecht wordt opgemerkt, dit de waarde van de gegeven analyse
als voorbeeld geenszins vermindert.
De handleiding sluit met een overzicht van rekenformulieren en
nomogrammen, een litteratuurlijst en een alfabetisch register, alle met
nuttige verwijzingen naar de desbetreffende bladzijden.
Een afzonderlijke map bevat formulieren en nomogrammen. Onder
de laatste treft men enige oude bekenden aan, maar de meeste zijn
nieuw en voorzien van de initialen N.D.H. en voortreffelijk getekend.
Ir. H. C. M. LUYTEN,
leraar M.O., Roosendaal
Vervolg van blz. 170)
10. WATTS Microptic Theodoliet nr. 2.
Deze theodoliet (figuren 34 en 35) voldoet aan de eisen die men
aan een nauwkeurig instrument kan stellen en is derhalve geschikt
voor landmeetkundig werk van grote nauwkeurigheid, zoals bij ka
dastrale diensten voorkomt.
Een belangrijk verschil met de andere theodolieten van Watts is
de grotere nauwkeurigheid waarmee men de richtingen kan meten.
De aflezing van de horizontale, zowel als van de verticale rand,
is mogelijk tot in dmgr, waarbij men automatisch het gemiddelde
neemt van twee diametraal tegenover elkaar gelegen randaflezingen.
Behalve een becijferde verdeling in graden,, met intervallen van 20
cgr, voor de globale aflezing, heeft de ene helft van de rand een