383 Litteratuuroverzicht Rood, een voor dit doel gelakkeerd transparant diazopapier, waarop te wijzigen delen met O.I. inkt worden aangebracht. Een afdruk van dit Radex Rood geeft de tekening als een goed leesbaar maar grijs beeld, terwijl de met O.I. inkt aangebrachte lijnen of wijzigingen op de te vervaardigen lichtdruk sterk naar voren springen. Voor de zeer fijne details werd echter de vezelstructuur van het transparantpapier nogal eens hinderlijk gevonden, hetgeen door toe passing van een filmonderlaag belangrijk werd verbeterd. Wel kwam tijdens de congresdagen tot uiting, dat men voor deze oriëntatieschet- sen minder prijs stelt op maatvastheid, zodat voor Radex Rood film ook een normale filmdrager kan worden toegepast. Ideaal kan de nieuwe maatvaste filmbasis (Ozalid Blauw-film) worden genoemd voor de verwerking van deelpositieven t.b.v. de kleurendruk. Na de belichting en de ontwikkeling geeft deze film een violette lijn te zien. Op de doorlichtkast is de tekening duidelijk te herkennen en het indekken met O.I. inkt van de diverse kleurvakken geeft daardoor geen moeilijkheden. Bij het kopiëren op de offsetplaat wordt door het actinische licht de violette lijn van deze film niet meegekopieerd. Alleen het later op gebrachte beeld komt over. De maatvastheid van de film garandeert het verkrijgen van nauwkeurig sluitende drukken. Schweizerische Zeitschrift für Vermessung, u.s.w. 1956 nr. 7. H. Kasper. Konvergentaufnahmen? De schrijver kondigt de toepassing van een nieuw objectief (Super- Aviogon) aan in een nieuwe camera, de R.C. 9, foto-afmetingen 23 x 23 cm- Hij verwacht dat nu opnieuw de vraag aan de orde zal worden gesteld of de ontwikkeling van de dubbelcamera ter hand moet worden genomen. Vergelijking van de te ontwikkelen dubbelcamera met de bestaande instrumenten is daarom noodzakelijk. Bij deze pro bleemstelling gaat het erom bij een gegeven nauwkeurigheid en iden tificatiezekerheid te zoeken naar die combinatie van instrumenten en methoden, waarbij de oppervlakte van het uit te werken model het grootste is en de kosten en tijdbesteding het geringste zijn. Na eerst enige algemene nadelen van de convergente opnamen ten opzichte van de verticale opnamen ten behoeve van de kaart op grote schaal te hebben genoemd, vergelijkt de schrijver de dubbelcamera met enige bestaande typen camera s. Hij sluit hierbij aan op een artikel van Bosshardt in „Bildmessung und Luftbildwesen" van 1956 nr. 2 en komt (in tegenstelling met Bosshardt) tot de conclusie, dat de be staande instrumenten voor verticale opnamen voor de vervaardiging van kaarten op grote schaal meer presteren dan een te verbeteren dubbelcamera. Op grond van deze conclusie heeft de schrijver de firma Wild afgeraden een dubbelcamera te bouwen. G. F. W.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 33