386 Waarbij nog komt, dat het begrip grondboek voor de gemiddelde jurist net iets te nauw verwant is met het positieve stelsel van open baarmaking. En dan is er nog een opmerkelijke omstandigheid, die ons doet twijfelen aan het welslagen van de kadastrale pogingen. Nagenoeg alle voorstellen om tot hervorming te komen van het stelsel van openbaarheid, zijn tot nu toe steeds uit een kadastrale koker gekomen. Waarom kwam nimmer die hervormingsdrang van enige andere zijde, bv. van de kant van hen die er dagelijks mee te maken hebben, de notarissen, of de direct belanghebbenden? Voor die lauw heid, steeds van de overkant getoond, moet toch wel een reden bestaan hebben. Zouden we deze niet moeten zoeken in de betrekkelijke een zijdigheid waarmede het probleem meestal is aangevat, in het onvol doende tegen elkaar afwegen van de verschillende belangen die ermee gemoeid waren? Speelde het eigenbelang, het opkomen voor eigen standje, in dit concert van pogingen niet meestal de eerste viool? We willen hierop niet verder ingaan, doch thans liever overgaan tot de feiten. En in de eerste plaats mogen we dan constateren dat, ofschoon Prof. Meijers niet zo gul is geweest als de adressanten gezien hun stelling misschien wel gewenst hadden, zij zeker niet ontevreden mogen zijn. Op een zeer belangrijk punt is de wetgever geheel aan hun ver langens tegemoet gekomen. In de toelichting op het 3e lid van artikel 3.7.1.14 (handelend over de verdeling van een gemeenschappelijk goed) zegt Prof. Meijers o.m.: Het gekozen stelsel, dat iedere rechtshande ling, waardoor de rechtstoestand van een registergoed gewijzigd wordt, uit de registers moet blijken 1verzet zich er tegen, dat een verdeling anders dan een koop behandeld wordt. Ook bij toewijzing van vorderingen is het gewenst, daaraan eerst na kennisgeving of betekening aan de schuldenaar gevolg toe te kennen. Een terugwer kende kracht behoeft ook niet aan een scheiding togekend te worden." Hiervoor, jaargang 1955 blz. 253, wezen we er reeds op, dat Prof. Meijers onderscheid heeft gemaakt tussen rechtsfeiten waarvan het rechtsgevolg pas na inschrijving intreedt (overdracht of vestiging van rechten) en rechtsfeiten waarvan het rechtsgevolg ook zonder in schrijving intreedt en de inschrijving slechts dient om een rechtspositie te bevestigen. Gaan we nu na, welke feiten door Prof. Meijers zijn ondergebracht bij de eerstgenoemde categorie, dan blijkt al ras, dat het die feiten zijn, die zich voordoen als rechtshandelingen gericht op de verkrijging van rechten en dat hiertoe in het nieuwe B.W. ook feiten worden gerekend, die in het huidige B.W. niet als rechtshandeling worden aangemerkt. Hoe systematisch Prof. Meijers te werk is ge gaan blijkt ook weer hier. Wat was de eenvoudigste wijze om rechts feiten die tot nu toe niet tot die categorie der rechtshandelingen (die inschrijving behoeven om het verlangde rechtsgevolg te doen intreden) behoorden, in deze categorie onder te brengen? Door de inschrijving- 1) Cursivering van mij. v. H.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 36