390 ten tegen derden te goeder trouw (artikelen 3.4.2.3. en 11) dan komt men tot het resultaat, dat de omstandigheden, waartegen hij die de registers behoorlijk geraadpleegd heeft, niet beschermd wordt, praktisch slechts deze drie zijn: ie dat iemand die over een registergoed beschikt heeft, daartoe on bekwaam was; 2e dat hij die beschikt heeft, zich valselijk voor een ander persoon heeft uitgegeven; 3e dat iemand in kwaliteit heeft gehandeld zonder die kwaliteit te bezitten. En hierbij bedenke men nog, wat ie betreft, dat een onbekwaam heid, die niet hier te lande gepubliceerd is of niet uit hier te lande bijgehouden openbare registers blijkt, aan derden niet kan tegenge worpen worden, terwijl het gevaar onder 2e en 3e genoemd, ook niet bestaat, voor zover de persoon die zich valselijk voor een ander of als een gemachtigde heeft opgegeven, bij notariële akte gehandeld heeft, resp. een notariële akte van volmacht heeft overgelegd; in dat geval immers worden derden door dit artikel 8 beschermd. En voor zover het personen zijn die namens ondernemingen optreden, geeft raadpleging van het handelsregister nog de nodige bescherming. De bescherming die het in het ontwerp gekozen stelsel aan derden biedt, is dus praktisch gesproken niet zo veel minder dan die in een positief stelsel; alleen moeten de belanghebbenden het nodige onderzoek in de registers instellen en kunnen zij niet zonder meer afgaan op de juist heid van de laatste inschrijving". Dit is niet de enige plaats in het ontwerp, waar Prof. Meijers een pleidooi houdt voor het negatieve stelsel. In de toelichting op de artikelen 3.1.2.6 en 3.1.2.7 treffen we nogmaals een duidelijke weer gave van de betekenis van het openbare register aan: „Aldus vormt artikel 7 het complement van artikel 6. Wie de registers niet voldoende geraadpleegd heeft, heeft de nadelige gevolgen aan zichzelf te wijten (artikel 6); wie daarentegen de registers wel voldoende geraadpleegd heeft, wordt tegen verrassingen beschermd, die voortkomen uit feiten die de belanghebbenden in de registers hadden kunnen doen opnemen (artikel 7)". Het mag nu waar zijn, dat dit stelsel, wat de geboden bescherming betreft, het positieve heel dicht nadert, dat neemt niet weg, dat de door het laatste verleende bescherming veel eenvoudiger wordt dan die welke het eerste biedt. De bescherming van het positieve stelsel wordt gegeven door de wet zonder meer. In het negatieve stelsel draagt de wet de betrokkene op zichzelf te beschermen door middel van een nauwkeurig napluizen van openbare registers, waaronder ook andere dan het openbare register, bestemd voor de inschrijving van feiten m.b.t. zakelijke rech ten. En lang niet een ieder is in staat dit onderzoek met kennis van zaken in te stellen. Het komt er in de praktijk op neer, dat de notaris het onderzoek zal moeten verrichten. Wil het op afdoende wijze ge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 40