393
de inschrijving facultatief heeft menen te moeten stellen. En we opper
den daarbij de mening, dat de wetgever er wel niet toe te bewegen
zal zijn ook voor laatstgenoemde overgangen de inschrijving imperatief
voor te schrijven.
Met de bestuursleden van de Vereniging voor Kadaster en Land
meetkunde betreuren wij het, dat de ontwerper nog niet enige stappen
verder is gegaan en het niet heeft aangedurfd ook aan die feiten pas
een volledig rechtsgevolg toe te kennen na inschrijving in de open
bare registers.
Wil men bereiken, dat er een goede wisselwerking tussen inschrij
ving en kadaster ontstaat, dan behoort in de eerste plaats elke wijziging
in de rechtstoestand van een onroerende zaak uit de openbare registers
te blijken. Een kadaster dat zich eigendomskadaster wil noemen, mag
uitsluitend worden bijgehouden aan de hand van de gegevens die het
uit een civielrechtelijke bron ontvangt. Maar die bron moet dan ook
afdoende die gegevens verschaffen, die nodig zijn om het kadaster
in staat te stellen op iedere gewenst ogenblik de actuele rechtstoestand
van de objecten weer te geven. Op zijn beurt zal dan het kadaster beter
dan op het huidige moment zijn dienende taak ten opzichte van de
inschrijving (specialiteit) kunnen vervullen.
Gaan we na welke wijzen van eigendomsverkrijging volgens het
nieuwe B.W. niet per se gepubliceerd behoeven te worden teneinde
het gewenste rechtsgevolg te doen intreden, dan zijn dit in hoofdzaak
boedelmenging, vererving, natrekking en verjaring.
Zou het te veel gevraagd zijn van de wetgever, zou het een te grote
omwenteling betekenen in het burgerlijk recht, indien aan degene die
een onroerende zaak verkrijgt door het sluiten van een huwelijk, het
ontbinden van een rechtspersoon, het overlijden van de erflater, aan
slibbing van land, het verloop van een bepaalde tijd, de plicht werd
opgelegd de overgang van het recht ten gevolge van een dergelijk feit
te doen publiceren Men kan tegenwerpen, dat in deze gevallen de
sanctie ontbreekt. Niet-publicatie ingeval van levering betekent, dat
er geen levering plaats vindt. De wetgever zou dan ook tevens een
sanctie op niet nakoming van de inschrijvingsplicht moeten scheppen.
Men zou bv. ook in deze gevallen de zakelijke werking kunnen ont
zeggen indien het feit niet gevolgd werd door inschrijving ervan. Maar
daarmede zijn we er nog niet; men kan niet verlangen, dat de be
waarder van het register tot inschrijving overgaat op een enkele ver
klaring van de belanghebbende. Hij zal zich toch enig bewijsstuk
moeten doen overleggen. In de twee eerste gevallen zal het betrek
kelijk eenvoudig zijn aan te geven aan welke formaliteiten de adspi-
rant-inschrijver zal hebben te voldoen. Natrekking en verjaring bieden
meer moeilijkheden. Aan de inschrijving zal een officiële constatering
door een onpartijdig ambtenaar moeten voorafgaan. Met Prof. Meijers
zijn we van oordeel, dat zo'n onpartijdige instantie slechts de rechter
kan zijn. Het nieuwe B.W. geeft hier de oplossing; hij die zich op
verjaring of natrekking beroept en op grond daarvan als rechthebben
de in de openbare registers en bij het kadaster bekend wenst te staan,