401
Nederlandse Landmeetkundige Federatie
Verslag van de commissie maatschappelijke organisatie en werk
kring van het congres 1956.
De lezingen op het congres 1956 werden achtereenvolgens gehouden
door de heren: Ir. L. A. L. Hamers, hoofdingenieur-directeur van de
Provinciale Waterstaat in Noord-Brabant; Ir. J. G. Gooden, directeur
van gemeentewerken te Breda, Mr. ir. S. M. Meelker, hoofdland
meter werkzaam aan de directie Kadaster en Hypotheken bij het
Ministerie van Financiën; Ing. S. Herschdörfer, dipl. ing., hoofd van
de topografische afdeling van de B.P.M.; Ir. S. M. C. M. Drent,
chef van de mijnmeetkundige afdeling der Staatsmijnen.
Door deze sprekers, die allen een leidinggevende functie hebben bij
een dienst of bedrijf waar de landmeetkunde wordt beoefend, werd
de taak van de landmeetkunde bij hun dienst of bedrijf en haar maat
schappelijke betekenis belicht. De lezingen zullen, voorzover zij voor
publikatie vatbaar zijn, verschijnen in het Tijdschrift voor Kadaster en
Landmeetkunde.
Na iedere lezing werd gelegenheid geboden voor discussie.
De heer Plasman vraagt de heer Hamers naar de frequentie van de
behoefte aan een nieuwe meetkundige grondslag bij zijn dienst. Deze
is, volgens de spreker, groot, omdat veelal wordt gewerkt in gebieden
die niet hermeten zijn door het Kadaster of waar geen grondslag be
staat van de Rijkswaterstaat.
Prof. Baarda heeft de indruk, dat de geodesie nog haast niet wordt
toegepast bij het planologische werk; vandaar zijn vraag of er contact
bestaat tussen de planologische dienst en de provinciale waterstaat
voor het oplossen van geodetische problemen bij de eerstgenoemde. De
P.P.D. is, aldus de heer Hamers, bij de provincie Noord-Brabant een
aparte dienst. Men heeft het plan gehad er een landmeetkundige
afdeling op te richten. Hiervan is afgezien, omdat bij het planologische
werk schetsplannen worden gebruikt, die gebaseerd zijn op kadastrale
kaarten.
De heer J oosten informeert of bij het leggen van een meetkundige
grondslag overleg wordt gepleegd met het Kadaster. Voor het leggen
van een nieuwe grondslag wordt steeds, volgens de spreker, contact
opgenomen met het Kadaster. Ligt er reeds een grondslag, dan wordt
deze gebruikt.
De heer Wessel stelt de vraag of de provincie ook toezicht heeft op
de uitvoering van landmeetkundig werk bij de gemeenten. De spreker
deelt hierop mede, dat de meeste provinciale wegen in de kommen van
de gemeenten in onderhoud zijn bij de gemeentebesturen. De Provin
ciale Staten hebben toezicht op de gemeentebesturen, dus ook op de
aanleg van wegen door de gemeenten. Daar de grote steden veelal een
eigen landmeetkundige dienst hebben, wordt hier de uitvoering geheel
toevertrouwd aan de eigen dienst. De kleine gemeenten hebben geen
landmeetkundige dienst. Hier kan de provinciale waterstaat stimu
lerend en adviserend optreden.