402
Naar aanleiding van de lezing van de heer Meelker stelt de heer
Rietsema de vraag of de gemeente Amsterdam in geval van geschillen
erfpachtsgrenzen mag uitzetten. De spreker geeft als zijn mening te
kennen, dat de gemeente als eigenaar van de grond ongetwijfeld be
voegd is de erfpachtsgrenzen uit te zetten, wanneer het gaat om een
geschil tussen beide rechthebbenden.
De heer Scherpbier stelt belang in de opleiding van de geodetisch-
ingenieur bij de mijnmeetkundige afdeling van de mijnen. De geode-
tisch-ingenieur, aldus de heer Drent, krijgt op de T.H. te Delft een
opleiding die zowel zuiver geodetisch als mijnmeetkundig georienteerd
is. Op zijn diploma krijgt hij de aantekening geodetisch-ingenieur rich
ting mijnmeetkunde. In het bedrijf opgenomen krijgt hij nog een
speciale opleiding.
Op de vraag van de heer Van der Schaaf of de gegevens over de
horizontale en verticale mijn verschuivingen ook verstrekt worden aan
andere diensten, antwoordt de spreker, dat dit op verzoek mogelijk is.
De heer Van der Weele stelt de vraag of mensen zonder voor
opleiding de cursus „opzichter bij de opmetingen" met vrucht kunnen
volgen. Deze categorie heeft, volgens de spreker, in den regel geen
succes en zal al gauw overschakelen op de cursus voor mijnbouwkun-
dig opzichter.
De heer Bruins informeert naar het verband tussen lengteverande-
ring en ontginning. Wegens tijdsgebrek moet de heer Drent zich
beperken tot het noemen van enkele factoren, die hierbij van belang
zijn, zoals de dikte van het dekterrein en de snelheid van de ont
ginning.
Prof. Roelofs en de heer Haasbroek merken op, dat de terminologie
van de mijnmeetkunde doorspekt is met germanismen. Wordt er aan
gewerkt om die onzuiverheden te verwijderen? Men doet zijn best,
volgens de heer Drent, maar men stuit op vele moeilijkheden.
De heer Van Roermund wil een beeld krijgen van de reductie van
de mijnverschuivingen in het geval dat de opspuitingsmethode ge
bruikt wordt bij de koolontginning. Deze is, volgens de heer Drent,
ongeveer 50%. Deze methode is zeer kostbaar en wordt alleen toe
gepast wanneer zij economisch verantwoord is en/of wanneer de
ontginning plaats vindt in de omgeving van belangrijke gebouwen,
c.q. gebouwen die onder Monumentenzorg vallen.
Na een samenvatting van de voordrachten door de voorzitter, sluit
deze het wetenschappelijke gedeelte van het congres.
De commissie maatschappelijke organisatie
en werkkring van het congres 1956.
de voorzitter Ir. A. Scheffer,
de secretaris Ir. J. L. G. Henssen.
Eindhoven, 2 juli 1956-