OP HET TONEEL DES AARDRIJKS OFTE NIEUWE ATLAS. Uitgegeven door W. en I. Blaeu. De wereld is wel schoon, en waardig om t'aanschouwen. Maar 't reizen heeft wat in. De kosten vallen zwaar. Men mag den Oceaan niet al te veel betrouwen. De bergen rijzen steil. De bossen zien te naar. De stromen gapen wijd, om over heen te stappen. De mijlen rekken staag. De landen strekken veer. De rijken, tegens een gedeeld door vijandschappen, Die staan in 't harrenas, en trekken het geweer. De bittre kou verkleumt. De hitte braadt de leden, De lucht die hangt vol damps, of moordt met felle pest. Men vindt ongastvrij volk, en onbewoonde steden, Woestijnen, daar 't gediert des nachts verlaat zijn nest, En brult en huilt, om roof en aas van vee of mensen. Het zand bezwaart den gang. De ganger hijgt en rookt Op 't onbegaande pad. Dan is 't vergeefs te wensen Na den verlaten haard, daar moeder eten kookt. O reisgezinde geest, gij kunt die moeite sparen, en zien op dit Toneel de Wereld, groot en ruim, Beschreven en gemaald in kleen begrip van blaren. Zo draait de schrandre kunst den aardkloot op haar duim. Joost van den Vondel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1956 | | pagina 63